De werkelijke betekenis van de Grootste Naam, een mysterie dat sedert mensenheugenis was verborgen "achter de mystieke sluier" en was bewaard in de schatkamers van Gods kennis, zou in overeenstemming met bet goddelijk Plan op de vastgestelde tijd aan de mensen openbaar worden gemaakt, zoals ook de vele andere, fundamentele waarheden van het Nieuwe Tijdperk. De Boodschappers uit het verleden, onder invloed van Wier openbaringen de mens op geestelijk gebied vooruitging en langzamerhand een beter begrip kreeg van de verborgen betekenis ervan, hadden er reeds toespelingen op gemaakt. De Grootste Naam bleef verborgen en onbekend als een in wolken gehulde schitterende Zon. Degenen die zo graag een glimp van zijn pracht wilden opvangen kwamen er dichtbij, maar kregen er slechts een vaag beeld van te zien Door alle afgelopen eeuwen heen bleven sluiers bestaan" overeenkomstig de ondoorgrondelijke wijsheid van Gods progressieve openbaring van de Waarheid, totdat zij langzamer hand één voor één van deze kostbare, alomvattende Naam werden weggenomen.
Verwacht in vorige religiesIn hun groot verlangen een straal van de naderende majestueuze dageraad op te vangen, kwamen de vurige volgelingen van vroegere godsdiensten tot de ontdekking, dat de nieuwe Naam van de Grote die komen zou, "licht" betekende, en "pracht" en "heerlijkheid". De volgelingen van Krishna bijvoorbeeld verwachtten zijn terugkeer onder de naam "Vishnu Yasha", hetgeen in het Nederlands "de Heerlijkheid Gods" betekent. In het laatste hoofdstuk van de Shrimad Bhagwad, het heilige Boek van de Hindoes, staat: "Vishnu Yasha zal grote kracht, verstand en moed bezitten. Hij zal de orde en vrede in deze wereld herstellen. De mens zal in het algemeen beginnen de waarheid te eerbiedigen en te betrachten."1
Een van de bahá'í-geleerden in het Midden-Oosten, wiens vader vroeger het toezicht had op een boeddhistische tempel en die zelf goed thuis was in de geschriften van dat geloof, vertelde mij, dat hij vele malen het hele Evangelie van Boeddha in het Sanskriet had gelezen en dat hij elk woord daarin had begrepen, met uitzondering van de betekenis van één woord, dat bestond uit "B", "H" en "A", een woord dat af en toe in de Boeddhistische Geschriften voorkomt. Toen hij van het Bahá'í-geloof had gehoord, was dit mysterie opgelost. De letters, in één woord geschreven, vormen de naam "Bahá".
De verwijzingen van Boeddha zijn bij zonder duidelijk. Ananda, één van Zijn leerlingen, vroeg Hem:
"Wie zal ons onderrichten als Gij zijt heengegaan? " Boeddha antwoordde in de volgende duidelijke bewoordingen: "Ik ben niet de eerste Boeddha die op aarde komt, ook zal Ik niet de laatste zijn. Te zijner tijd zal een andere Boeddha verschijnen [...] Hij zal u dezelfde eeuwige waarheid verkondigen, die Ik u heb geleerd. Hij zal u Zijn religie verkondigen, die van heerlijke oorsprong zal zijn, heerlijk in haar opbloei en heerlijk bij het einddoel, zowel in geest als in woord."2
Het is zeer interessant op te merken dat in de Boeddhistische Geschriften, en speciaal in de Amitayus Sutra, duidelijk is gezinspeeld op "AMITABHA" als het ''Oneindig Licht van Openbaring", "het onbegrensde Licht'' en de ''Bron van wijsheid, deugd en Boeddhaschap". Bij het opnoemen van de hoedanigheden van een ''ware volgeling" stelt Boeddha vast, dat dat degene is die "met zijn hart vertrouwt op Amitabha [...] het onbegrensde Licht van Waarheid."3
De Joodse mystici kenden de betekenis van de twee letters "B" en "H" en hechtten er veel waarde aan. Hun geestelijke leiders en wijsgeren schreven er commentaren over en vestigden de aandacht van zoekende zielen op deze letters. Er bestaat onder de Joden een legende over het Zegel van Salomo, een zegel dat, naar wordt vermeld, de Grootste Naam heeft gedragen en dat daaraan de macht heette te ontlenen over de gehele schepping, met inbegrip van het dierenrijk.
In Jesaja lezen wij:"... de Libanon staat beschaamd, verwelkt; Saron is een steppe gelijk geworden; Basan en Karmel schudden hun loof af."4
Jesaja zegt ook:"... De heerlijkheid van de Libanon is haar gegeven, de luister van de Karmel en van Saron; zij zullen aanschouwen de heerlijkheid des Heren, de luister van onze God."5
Het is interessant dit laatste vers te vergelijken met zijn Arabische versie die, als men haar letterlijk vertaalt, als volgt luidt:
"God zal aan Libanon zijn Heerlijkheid schenken; de Bahá van Karmel en Saron zal gevestigd worden en zij zullen de heerlijkheid Gods aanschouwen, de Bahá van onze God."6
Tot de Joden, die bekend waren met deze termen, zei Jezus dat Hij zou wederkeren "in de heerlijkheid van de Vader''.
De volgelingen van de Islam, welk Geloof onmiddellijk voorafging aan de Nieuwe Dag, ontdekten dat de sluiers, die deze verborgen schat verhulden, doorzichtiger waren geworden, zodat de hemelse lichtstralen verder konden doordringen, waardoor zij de werkelijkheid van dit mysterie duidelijker konden onthullen. Er was nadrukkelijk op de Grootste Naam gezinspeeld en toen de zoekers duidelijke aanwijzingen tot die toespelingen vonden, vatten zij moed om verder te zoeken.
De woorden van de Imáms en de Islamitische godgeleerden droegen er toe bij de verlangende zielen naar de bron van ware kennis te leiden. Er bestaat een zeer krachtig gebed, dat de Shi'itische Moslims in de vastenmaand als ochtendgebed zingen. De gelovige wordt wakker bij het opgaan van de zon en vangt de melodie van dat gezang op als het van de minaret van de moskeeën wordt gezongen of als het, zoals thans het geval is, door de radio wordt uitgezonden. Bij het introduceren van dit gebed heeft Imam Rida gezegd:
"Ik zweer bij God, dat men in dit gebed de Grootste Naam aantreft. Als u dat geweten had was u met het zwaard ten strijde getrokken om dit gebed in uw bezit te krijgen."7
De eerste woorden van dit gebed luiden:"O God, Mijn God! Ik smeek U bij Uw Bahá, Uw gehele Bahá. Ik smeek U bij Uw gehele Bahá..."
Het gebed gaat verder en noemt dan nog andere Namen van God, o.a. "Schoonheid", "Pracht", en alle namen die deel uitmaken van de Bahá'í kalender.
Instemming van DichtersDichters en filosofen ontdekten dit mystieke geheim en juichten het open1ijk toe. Ten tijde van Sháh 'Abbás, de Perzische koning en tijdgenoot van koningin Elisabeth I, begaf de grootste van alle godgeleerden uit die dagen zich vanuit Libanon naar Perzië en vestigde zich in Isfáhán dat toen de koninklijke residentie was en tevens de hoofdstad. Deze man had een encyclopedische geest en hij schreef voortreffelijke boeken over de kunsten, wetenschappen, de literatuur en de filosofie van zijn tijd. Er bestaan vele verhalen over hem en zijn unieke eruditie en genialiteit. Men zegt zelfs dat hij een machine heeft ontworpen, waarmee hij stemmen uit andere landen kon overbrengen. Een van zijn ontdekkingen was de Grootste Naam en hij nam zelf de naam "Bahá'í" aan. Shaykh Bahá'í is onweerlegbaar de bekendste Perzische godgeleerde.
In één van zijn dichtwerken zegt hij, "De mens kent de Grootste Naam niet, maar op de lijst van alle namen van God staat deze op de eerste plaats." Ongetwijfeld had hij het eerder genoemde ochtendgebed in gedachten, dat begint met de naam Bahá.
Mawlaví, de grootste mystieke dichter van het oosten, wiens gedichten zeer bekend zij n om hun verhelderende toelichtingen over de geestelijke reis van de mens en zijn verworvenheden in het rijk van God, heeft gezegd,
"Wij hebben Bahá gevonden en wij haasten ons ons leven voor Hem te offeren. Hij is onze verlossing."8
Háfiz, de vermaardste lyrische dichter van het oosten, richtte zich tot Perzië met deze woorden:
"Moge dit land altijd in voorspoed leven. Van zijn gewijde bodem wordt met iedere ademtocht de bries van de Genadige geblazen. Blijde tijding voor de roemrijke koningen van Perzië! Blijde tijding voor een gelukzalig einde! De Macht van de Grootste Naam heeft de hand van het kwaad van dat land weggehouden."
Toen ik in Arabië was, bekeek ik nauwkeurig het manuscript van een boek over Mystieke Filosofie van één van de geleerden daar. In één hoofdstuk heeft de schrijver het over de voorwaarden, die de zoekers naar de weg tot God in acht moeten nemen.
"Zij, die het pad betreden en aan de deur van de kennis van het Licht kloppen, zijn oprecht en geduldig. Zij staan oog in oog met engelen, die hen verwelkomen, hen reinigen en zuiveren. Zij schenken water voor hen uit de bron van Bahá. Als zij hun ogen openen aanschouwen zij God, die voorbijschrijdt in grote majesteit; Zijn naam verschijnt boven de horizon van het Koninkrijk... Deze mensen zijn - hoewel zij op aarde dolen - met heel hun hart verbonden aan de VERHEVEN PLEK en aan de bewoners in het Grote Tabernakel."9
Bekend gemaakt aan de BábísBij de aanvang van het Nieuwe Tijdperk en het verschijnen van de Heraut, de Báb, werden de nog aanwezige sluiers vaneen gereten door de beweging van Zijn verheven Pen. De mensen begonnen steeds duidelijker te beseffen, dat "Bahá" zonder enige twijfel de naam was die zo hoog werd geschat en die met alle pracht en majesteit bekend zou worden gemaakt. De overduidelijke wijze, waarop de Báb naar Bahá'u'lláh verwees en de gloedvolle bewoordingen, waarmee Hij Hem loofde, maakte "Bahá" het brandpunt van aanbidding.
In de met de hand geschreven exemplaren van Zijn onvergelijkelijke Geschriften gaf de Báb de Grootste Naam een aparte plaats. Jaren geleden viel mij de eer te beurt drie delen van Zijn Geschriften te lezen vóór zij aan de geliefde Behoeder werden overgedragen. De boeken waren in het eerste jaar van de Beschikking van de Báb door Mullá 'Ali Akbar Ardestani10 opgeschreven. Die boeken waren met zwarte inkt geschreven, maar wanneer er een verwijzing naar het woord "Bahá" voorkwam, was dat woord altijd in rood aangebracht. Tijdens het allereerste jaar van Zijn beleid had de Báb Zijn amanuensis opdracht gegeven op deze wijze te schrijven, opdat degenen die geen tijd of geduld hadden al Zijn geschriften te lezen gemakkelijk deze Naam konden vinden.
In alle geschriften van de Báb zijn er ontelbare verwijzingen naar "Bahá" en het is niet de opzet van deze verhandeling ze hier allemaal te noemen. Het is voldoende op te tekenen wat Hij heeft gezegd;
"Goed gaat het hem, die zijn blik gericht houdt op de Orde van Bahá'u'lláh en zijn Heer daarvoor dank betuigt."11
Toen de volgelingen van de Báb onder heel speciale omstandigheden in Badasht bijeen waren, kreeg iedereen daar een nieuwe naam. Toen was het ook dat zij begrepen, dat deze stralende tooi van majesteit en macht zijn eeuwige bevestiging niet vond op het voorhoofd van degene, die was gekleed in het gewaad van de geleerde, maar dat die daarentegen prijkte op het hoofd van een Jongeling, die begiftigd was met een koninklijke verschijning, een heel aparte wijze van lopen en optreden en met een goddelijkheid, die uit ieder atoom van Zijn wezen sprak. Hij was in de ogen van de mensen zo verheven, zo hoog geëerd en aanbeden, dat zij uit louter eerbetoon en liefde Zijn naam niet durfden noemen. In plaats daarvan duidden zij Hem aan met "Ishan".12
De Letters van de Levende en de eerste gelovigen kenden nu de Drager van deze Naam en vonden in Hem zulke hemelse hoedanigheden dat zij, ook al hadden zij van de zojuist gevonden levensstroom gedronken, bleven bidden en uitzien naar de nog heerlijker dag waarop zij in de machtige, hemelse oceaan van het Woord van deze Grote zouden worden gedompeld.
Táhirih zegt in één van haar brieven,"O mijn God! O mijn God!, de sluier moet van het gelaat van de Overblijvende van God worden weggenomen. O mijn God, bescherm Husayn, het mysterie van Mohammed en bespoedig de dag van hereniging met Hem... Laat het punt van Bahá rondcirkelen, O mijn God... O mijn God! bescherm allen die om de twee punten heen wentelen en laat hen standvastig blijven in Uw grootste Zaak, zodat zij het punt mogen aanschouwen, dat licht over hen heen zendt."13
Geen wonder, dat zovele honderd en geleerden en vooraanstaande godgeleerden in het oosten met overgave en geloof hun leven gaven op de weg van de verbreiding van de Grootste Naam. Zij wachtten op zijn komst, wachtten op het moment, dat zijn stralen zichtbaar zouden worden. Het moment, dat zij voelden dat hij boven de horizon zou uitkomen, warmden zij zich in zijn licht en verrezen als stralende lampen. Zij werden de "Dawnbreakers" (Baanbrekers van de Dageraad).
Er zijn talrijke verwijzingen naar de naam, de geboorteplaats, de datum van de verkondiging, de plaatsen van ballingschap, de gevangenschap en het lot van de Centrale Figuur van ons Geloof. Voor de opzet van deze verhandeling is het voldoende deze mooie, authentieke Islamitische traditie te kennen:
"Alle volgelingen van de Beloofde Qá'im zullen ter dood worden gebracht, behalve Eén Wiens gelaat in de vlakte van 'Akká zal stralen met Abhá schoonheid."
Uit de inleiding hebben wij begrepen, dat de Grootste Naam "Bahá" is. Dit punt moeten wij goed begrijpen en tot ons laten doordringen, wanneer wij met onze beperkte middelen voortgaan dat geweldige goddelijke mysterie te doorgronden. Het zal nodig zijn langzaam en geduldig, stap voor stap, voort te gaan om iedere fase van dit essentiële gegeven te bespreken, zodat wij een volledig begrip zullen krijgen van alle problemen, die aan dit onderwerp vastzitten.
De Báb vereerde de naam "Bahá" en gebruikte hem zeer vaak in al Zijn geschriften. Hij maakte ook vele afleidingen van dit ene woord en schreef ze op in een Tafel, die de vorm had van een vijfpuntige ster, die het menselijk lichaam symboliseerde.
Verre van te trachten een diepgaande studie over dit onderwerp te maken, zullen we alleen op goed geluk een paar punten uiteenzetten, om de weg te effenen naar een beter begrip van dit thema, het "Symbool van de Grootste Naam".
Onze uitleg van dit symbool is voornamelijk gebaseerd op een Tafel van de geliefde Meester, die het uitgangspunt vormt voor de hoofdpunten in dit artikel.
Wie ontwierp het symbool van de Grootste Naam?Een van de gelovigen, die het voorrecht had de geliefde Meester te mogen bezoeken, heeft één van Zijn mondelinge opmerkingen opgeschreven, waaruit wij mogen opmaken, dat dit symbool van Hem afkomstig is. Niemand anders dan 'Abdu'l-Bahá kan dit symbool ontworpen hebben, want wie anders kon zoveel van het goddelijk mysterie hebben samengevat in zo weinig ruimte en in zo weinig letters. Enkele mystieke godgeleerden onder de Israëlieten hebben nadrukkelijk de aandacht van hun volgelingen gevestigd op de twee letters "b" en "h" , waarmee zij te kennen gaven, dat zij enig idee van de Grootste Naam hadden. Men zegt, dat de Grootste Naam de voornaamste versiering van de Tempel was. De Moslims wisten er iets meer van, maar niet in deze vorm en finaliteit, In de Islamitische wetten aangaande eredienst en godsdienstoefening staat, dat wie een ring bezit met het symbool van de Grootste Naam, die ring aan de rechterhand moet dragen.
Bahá'u'lláh heeft de vrienden niet de verplichting opgelegd een ring met dit symbool te dragen, daar Hij hierover in de Aqdas of in Zijn Tafels geen bepaalde wet heeft gegeven. De geliefde Meester vertelde de vrienden in het westen, dat de ring aan de rechterhand gedragen behoort te worden, hetgeen een bestendiging is van de Islamitische wet, die hierboven genoemd is.
Enige afleidingen van de Naam Bahá* Al Abhá (soms gebruikt als El Abhá) - de Allerheerlijkste; de Heerlijkste
* Bahíyyih - de naam van het Grootste Heilige Blad, hetgeen betekent 'Vol van Heerlijkheid'
* 'Alláh'u'Abhá - God de Allerheerlijkste (Dit is een Bahá'í groet, ingesteld en gebruikt in de tijd in Adrianopel.14 Het dagelijks vijfennegentig maal zeggen hiervan, zoals een instructie uit naam van de geliefde Behoeder luidt, geldt niet als absoluut bindend. "Alláh'u'Abhá" moet wel herhaald worden in het lange verplichte gebed, waar het noemen van de Grootste Naam staat aangegeven.
* Yá Bahá'u'l-Abhá - dit is een aanroep. Het betekent "O Heerlijkheid van de Allerheerlijkste". In dit verband roepen wij in de herinnering de ontroerende boodschap van de Behoeder aan de Internationale Conferenties in 1953, waarin hij verwijst naar "Yá Bahá'u'l-Abhá" en "Yá 'Alíyyu'l-A'lá" als de strijdkreet van de pioniers en leraren in de vele gebieden van zijn wereldomvattende geestelijke kruistocht. Zoals wij reeds zeiden betekent de eerste "O Heerlijkheid van de Allerheerlijkste"; de tweede betekent "O Verheven (essentie) van de Verhevenste". In de geschriften staat niets over de verplichting deze aanroep een bepaald aantal keren per dag te herhalen; maar toch, wat zou het goed voor ons zijn om in moeilijke tijden Gods leiding, Zijn steun en kracht te vragen door Bahá'u'lláh en de Báb direct aan te spreken met deze prachtige invocaties.
Yá Bahá'u'l-Abhá wordt aldus gesymboliseerd:We zullen beginnen met het basispatroon van het ontwerp en al doende zullen we het beeld completeren:
Dit deel van het symbool bevat drie niveaus, waarvan ieder niveau door een cijfer wordt aangegeven. Samen vertegenwoordigen zij het geloof, dat de basis vormt van alle religies van God. Het zijn de volgende:
1. De wereld van God - de Schepper2. De wereld van de Profeten of Manifestaties - Oorzaak of Opdracht
3. De wereld van de mens - ScheppingDe volgelingen van alle religies geloven, dat de mens, die aan zichzelf is overgelaten, nimmer God kan erkennen of Zijn tegenwoordigheid kan bereiken; evenmin is de mens in staat het mysterie en het doel van zijn eigen schepping te doorgronden. God heeft in Zijn onbegrensde milddadigheid Zijn Uitverkorenen uitgekozen en zal dat steeds blijven doen, door hen naar de mensen te zenden in verschillende tijden en tijdperken, met het doel hun een diepgaand inzicht te geven en hen in staat te stellen een glimp op te vangen van de onverwelkbare glorie van de ontelbare werelden in het verschiet.
De Profeten aanvaarden, dat zij uit hun hogere regionen afdalen en zich vernederen om in menselijke gedaante te leven, daarbij onder de mensen wonend en hun taal sprekend. De Manifestaties worden onveranderlijk miskend, belachelijk gemaakt, vernederd en zelfs ter dood gebracht. Dank zij Hun veredelende invloed op geestelijk gebied en Hun leiderschap kan de mens ophouden te leven als een wild beest en zo gedoemd zijn altijd de verliezende partij te zijn.
Deze functies van de Profeten worden duidelijk gedemonstreerd in het ontwerp van de Groots te Naam, door de wereld van de Profeten (aangegeven in de horizontale lijn) in de verticale lijn te herhalen, waardoor de wereld van de Schepper wordt verbonden met die van Zijn schepping:
In tegenstelling hiermee geloven de mystici slechts in twee werelden, de wereld van God en de wereld van de mens. Zij beweren dat, indien de mens zich zou reinigen van alle wereldse verlangens en aardse bindingen, hij de aanwezigheid van zijn Heer, de Schepper, kan bereiken. De mystici maken er aanspraak op, dat een intermediair tussen God en Zijn schepping niet nodig is. Daarom geloven zij in een ascetisch leven, dat hen soms naar afgelegen oorden in de wereld doet gaan, bijvoorbeeld naar de bergen, de wouden of de wildernis. Zo'n kluizenaarsleven is door Bahá'u'lláh's machtige Pen absoluut verboden, daar Hij wenst, dat ieder mens een vruchtbaar lid van de maatschappij is.
De Bahá'ís geloven dat, hoe groot het geestelijk, wetenschappelijk en materieel succes van de mens ook mag zijn, hij nu en altijd de goddelijke leiding nodig zal hebben, die hem door de Profeten van God wordt verleend. Alleen door Hen kan de mens de geheimen van waarlijke beschaving begrijpen en de wil en het doel van zijn Schepper onderkennen. De Bahá'ís geloven ook, dat de mens door een volledig begrip en de volle aanvaarding van Hun hooggeschatte en vitale voorschriften en leringen de hoogste staat van geluk kan bereiken, en op den duur de tegenwoordigheid van zijn Heer deelachtig kan worden.
Laten wij ons andermaal bezig houden met dit onderwerp en met eigen ogen de volmaakte verwerkelijking van Christus' gebed aanschouwen. De lichtstralen van het Koninkrijk in den hoge worden door de Manifestaties van God weerspiegeld op het vlak van de schepping, waarmee zij de belofte vervullen van het verschijnen van Gods Koninkrijk op aarde, gelijk ook in de hemel.
De letters die erin voorkomenLaten we thans de letters bestuderen, die in het symbool staan geschreven, en ontdekken wat ze betekenen.
De letters "B" en "H" worden in oosters schrift resp. als en geschreven.
"B" betekent de naam van de Báb en "H" de naam van Bhaa.
Om de betekenis en het belang van deze mooie en kunstzinnige combinatie te begrijpen is het nodig, dat wij in gedachten houden, dat van de volkeren uit het Nabije Oosten, de Phoeniciërs de eersten waren, die met hun boten naar verre landen reisden. Waarheen zij ook gingen, vestigden zij handelscentra en in hun hoedanigheid van handelslieden waren ze gedwongen een practische manier te vinden om hun handelstransacties op schrift vast te leggen. De letters, die zij kozen, werden hun alfabet en in de loop van de eeuwen ontwikkelde zich dat alfabet en werd langzamerhand het model voor het alfabet, dat in oost en west werd gebruikt.
Gibbon zegt:"Phoenicië en Palestina zullen voor altijd in de herinnering van de mensheid voortleven; want zowel Amerika als Europa heeft het letterschrift, van de ene en de religie van de andere ontvangen." "Het gebruik van letters werd ongeveer vijftienhonderd jaar vóór Christus bij de wilde stammen van Europa ingevoerd; en de Europeanen brachten ze ongeveer vijftien eeuwen na het Christelijke tijdperk over naar Amerika. Maar in die periode van drieduizend jaar onderging het Phoenicische alfabet ingrijpende veranderingen; toen het door de handen van de Grieken en Romeinen ging."15
Will Durant beschrijft in zijn monumentale werk "Story of Civilization" deze bijdrage als de kostbaarste erfenis van de oude culturen.
Oude alfabettenDe Phoeniciërs gebruikten hun alfabet zowel voor letters als voor getallen, zodat iedere letter een numerieke waarde had. Hun alfabet begint aldus:
Numerieke letterwaarde:Als de Phoeniciërs wilden zeggen, "Eén huis, twee jaren, of negen letters", schreven zij " A huis, B jaren, T letters". Er zijn enkele zeer interessante overblijfselen van de invloed van dit zeer oude volk uit het Nabije Oosten, die men nu nog in de hedendaagse talen terugvindt. De 4 letters "K", "L", "M" en "N" komen in dezelfde volgorde in het Engels, Frans en andere westerse alfabetten voor, net als in het Phoenicische alfabet, zoals hierboven is aangetoond.16
De volgende fase in de getallenwetenschap was, dat de Moslims de beschikking kregen over getallen, die ze van de Indiërs kregen. Aan de negen hele getallen van de Indiërs voegden de Moslims de "nul" toe, waarmee zij de wetenschap der getallen completeerden. De wereld is de Indiërs veel dank verschuldigd voor deze waardevolle en oorspronkelijke bijdrage. Als deze getallen er niet waren, zou de ontwikkeling van de wiskunde tot stilstand zijn gekomen, en zonder wiskunde had de mensheid op technisch gebied niet zoveel vooruitgang geboekt, en ook geen instrumenten kunnen maken, waarmee zij thans de aanblik van de aarde zou wijzigen.
De oosterse volkeren gingen voort numerieke waarde toe te kennen aan de letters van hun alfabet, ook al hadden zij de beschikking over de Indische getallen. Het is heden ten dage nog steeds gebruikelijk bij dichters, theologen en schrijvers om hun gedachten en ideeën met deze symbolische methode van letters met numerieke waarde over te dragen.
Deze methode gebruikte de Báb zeer veel. Hij gaf mensen en plaatsen vaak bijnamen, die dezelfde numerieke waarde hadden als hun oorspronkelijke namen" Bijvoorbeeld noemde Hij Máh-Kú "Basit" (open). Máh-Kú en Basit hebben dezelfde numerieke waarde van 72. Hij noemde Chihríq "Shadid" (smartelijk). Beide woorden hebben de numerieke waarde van 318. Zo heette de beroemde schrijver van de "Dawnbreakers" Muhammad, maar werd Nabíl genoemd; beide namen hebben een numerieke waarde van 92. Deze zelfde methode wordt ook gebruikt voor het ontwerp van de symbolen van de Grootste Naam.
Bahá'u'lláh en de BábWij herhalen de letters in het symbool van de Grootste Naam.
"B" = en betekent de Báb; enDe numerieke waarde van Báb is: B = 2; A = 1 ; B = 2; samen : 5
De naam "Bahá" gaat als volgt : B = 2; H = 5; A = 1; A = 1; samen: 9
Negen is het volmaakte getal; het staat aan de top van de ladder van de numerieke, progressieve opgang. Het is een heel mysterieus getal en meer dan enig ander getal vol speciale hoedanigheden en mogelijkheden. De getallenreeks eindigt met negen. Welk getal we na het cijfer negen in de vorm van hele getallen ook schrijven, het is een herhaling van dezelfde cijfers. De mens zal door de tijden heen langzamerhand het mysterie doorgronden van dit speciale getal, dat de numerieke bevestiging is van de Grootste Naam: Bhaa.
Adam en EvaHet getal negen bevat alle getallen van één tot negen die, wanneer ze bij elkaar worden opgeteld samen 45 worden (1 + 2 + 3, enz.). Wanneer wij onze berekeningen op deze manier voortzetten, zeggen we dat het getal 5, dat de Báb (B=2; A=1) vertegenwoordigt, alle getallen bevat van 1 tot 5 die, als men ze optelt, samen 15 geven. De naam van Eva wordt in het Arabisch, het Perzisch en andere oosterse talen met drie cijfers geschreven: H=8; W=6; A=1. Deze maken samen: 15. Zo bestaat ook de naam Adam in oosterse talen uit 3 letters: A=1; D=4; M=40. Dat wordt samen: 45.
En zo ontdekken we dat de twee traditionele namen Adam en Eva, Gods eerste twee geestelijke scheppingen, waarnaar wordt verwezen in de geschriften van weleer en die door de eeuwen heen door de mensen in zo hoge ere zijn gehouden, verbonden zijn met de twee Manifestaties, die in alle Boeken van God worden genoemd en wier komst in de Laatste Dag was beloofd. Zo staan Adam en Eva in vervond met de Báb en Bahá'u'lláh in dit mooie symbool, dat daarmee een teken wordt van eenheid tussen het verleden en het heden.
De Essentie van Opoffering en de Essentie van Dienstbaarheid
De twee vijfpuntige sterren aan beide zijden van het symbool stellen het menselijk lichaam voor; een hoofd, twee handen en twee voeten. Deze twee sterren betekenen de twee Manifestaties van God in deze Dag. Hun komst is de vervulling van alle geschriften van Gods profeten in voorbije eeuwen, Die de mensheid herhaaldelijk en nadrukkelijk in bewoordingen die duidelijker waren dan het licht van de zon - erop hebben gewezen, dat deze Twee Hemellichten zonder enige twijfel zouden verschijnen en de wereld zouden bevrijden van de kluisters van vooroordeel en van de stem van het "ik".
Tenslotte wil ik het wagen een andere benadering voor de betekenis van de twee sterren te geven. Deze benadering is slechts van mij persoonlijk, en daardoor niet gezaghebbend" Misschien kunnen wij ons God voorstellen, in Zijn schitterende heerlijkheid gemanifesteerd in de majestueuze figuur van Bahá'u'lláh, aan beide zijden geflankeerd door de twee zo verheven, onvergelijkelijk schone persoonlijkheden: de Báb, - Heraut en belichaming van opoffering - Die zichzelf volkomen wegcijferde en de hoogste getuigenis van ware liefde die ooit in deze wereld van de verschijnselen mogelijk is; en 'Abdu'l-Bahá, het Middelpunt van het Verbond, het ware Toonbeeld van de leringen en de hoogste belichaming van dienstbaarheid. Deze twee dienen als voorbeeld voor de mysteriën van opoffering en dienstbaarheid, en roepen alle mensen op haast te maken met het inzetten van al hun vermogens als nederige gift voor de vestiging van Gods verlossende orde, die de zuivere weerkaatsing is van Zijn Koninkrijk op aarde.
Voetnoten1. Prof. Pritam Singh, "The Second Coming of Shri Krishna", p.10
2. Leerrede van de "Great Passing"3. Shirin Khanum, "Lord Buddha and Amitabha" , pp.13, 17-19
4. Jesaja, 33:9 (uitgave Ned.Bijbelgenootschap)6. Bijbel, Arabische vertaling, 1881, 3e druk. 0ok: Ishraq Khavari, Rahiq-i-Makhtum (De Verzegelde Wijn) pp.218-219
7. Mafatihu'l Janan, "Keys of Paradise", compilatie van Moslem Gebeden
8. Nabíls Vertelling, p.72, "Wie zoekt zal Mij vinden..." (een Traditie)
9. Maqan A'ala luidt de naam die 'Abdu'l-Bahá gaf aan de graftombe van de Báb. Het betekent "de Verheven Plek".
10. Nabíls Vertelling, p.146, voetnoot no.312. Beleefdheidsvorm van Perzisch voornaamwoord voor de derde persoon enkelvoud
13. (In het origineel staat een facsimile afgedrukt van Táhirih' s eigen handschrift)
14 Shoghi Effendi, "God Passes By", p.17615. Gibbon, "Het verval en de ondergang van het Romeinse Rijk", hfdst. 1, p.32
16. Het Hebreeuwse alfabet, dat de Israëli heden ten dage gebruiken is precies hetzelfde.
1