Geprezen zijt Gij, o Heer mijn God! Sta genadiglijk toe dat dit kindje gevoed wordt aan de borst van Uw tedere genade en liefdevolle voorzienigheid, en gevoed wordt met de vruchten van Uw hemelse bomen. Laat hem niet aan de zorg van iemand anders dan Uzelf worden toevertrouwd, aangezien Gij hem Zelf door de kracht van Uw soevereine wil hebt geschapen en tot leven hebt geroepen. Er is geen ander God dan Gij, de Almachtige, de Alwetende.
Geloofd zijt Gij, o mijn Meestgeliefde, doe de zoete smaak van Uw alovertreffende vrijgevigheid en de geuren van Uw heilige gaven over hem zweven. Stel hem dan in staat beschutting te zoeken in de schaduw van Uw verhevenste Naam, o Gij die het koninkrijk van namen en eigenschappen in Zijn greep houdt. Waarlijk, Gij zijt machtig te doen hetgeen Gij wilt, en Gij zijt waarlijk de Machtige, de Verhevene, de Immervergevende, de Genadige, de Grootmoedige, de Barmhartige.
-Bahá'u'lláhO Gij weergaloos Heer! Laat deze zuigeling drinken aan de borst van Uw goedertierenheid, bescherm hem in de wieg van Uw geborgenheid en bescherming, en geef dat hij wordt grootgebracht in de armen van Uw tedere genegenheid.
-`Abdu'l-BaháO God! Breng dit kindje groot aan de boezem van Uw liefde en laaf het aan de borst van Uw voorzienigheid. Verzorg dit jonge plantje in de rozengaard van Uw liefde en help het te groeien door de regen van Uw milddadigheid. Maak het een kind van het Koninkrijk en leid het tot Uw goddelijke wereld. Gij zijt machtig en vriendelijk, en Gij zijt de Schenker, de Vrijgevige, de Heer van allesovertreffende gaven.
-`Abdu'l-Bahá