O mijn God, o Gij die de zonden vergeeft en kwellingen verdrijft! O Gij die de Verontschuldiger zijt, de Barmhartige! Ik hef mijn smekende handen naar U, en smeek het hof van Uw Goddelijke Essentie in tranen om Uw dienares die naar de zetel van waarheid is opgestegen te vergeven door Uw genade en goedertierenheid. O Heer, laat de wolken van Uw gunst en genadegaven haar beschutten, dompel haar in de oceaan van Uw vergeving en gratie, en laat haar die geheiligde verblijfplaats, Uw hemelse Paradijs, betreden.
Gij zijt waarlijk de Machtige, de Meedogende, de Grootmoedige, de Genadige.
-`Abdu'l-BaháO Heer, o Gij Wiens barmhartigheid allen omvat, Wiens vergeving alles overtreft, Wiens milddadigheid onovertroffen is, Wiens vergiffenis en edelmoedigheid alomvattend zijn en het licht van Wiens vergeving over de gehele wereld wordt verspreid! O, Heer van glorie! Ik smeek U vurig en met tranen in de ogen om Uw dienares die tot U is opgestegen te bezien met het oog van Uw barmhartigheid. Kleed haar met de mantel van Uw genade die schittert met de sierselen van het hemelse Paradijs, en verlicht haar gelaat met het licht van Uw barmhartigheid en mededogen terwijl Gij haar beschutting biedt onder de boom van Uw één-zijn.
Schenk Uw hemelse dienares, o God, de heilige geuren die voortkomen uit de geest van Uw vergeving. Laat haar in een heerlijk verblijf vertoeven, verdrijf haar smart met de balsem van hereniging met U, en verleen haar, in overeenstemming met Uw wil, toegang tot Uw heilig paradijs. Laat de engelen van Uw tedere zorg achtereenvolgend op haar neerdalen en beschut haar onder Uw gezegende boom. Gij zijt waarlijk de Immervergevende, de Edelmoedigste, de Almilddadige.
-`Abdu'l-BaháO Gij vriendelijk Heer! Deze innig gekoesterde dienares werd tot U aangetrokken, en verlangde er door overdenking en inzicht naar om Uw tegenwoordigheid te bereiken en Uw rijken te betreden. Met tranen in de ogen vestigde zij haar blik op het Koninkrijk van mysteriën. Vele nachten bracht zij door in diepe verbondenheid met U, en vele dagen leefde zij met het U innig gedenken. Elke morgenstond was zij U indachtig, en elke avond richtte zij haar gedachten op U. Gelijk een zingende nachtegaal zong zij Uw heilige verzen, en gelijk een spiegel trachtte zij Uw licht te weerkaatsen.
O Gij die zonden vergeeft! Maak de weg vrij zodat deze ontwaakte ziel Uw koninkrijk kan binnengaan, en laat deze door Uw hand getrainde vogel haar vlucht nemen naar de eeuwige rozengaard. Zij verlangt vurig U nabij te komen; laat haar Uw tegenwoordigheid bereiken. Zij is overstuur en radeloos als zij van U gescheiden is; laat haar toe in Uw hemelse woning.
O Heer! Wij zijn zondaars, doch Gij zijt de Vergevende. Wij zijn verzonken in de oceaan van tekortkomingen, doch Gij zijt de Verontschuldiger, de Vriendelijke. Vergeef ons onze zonden en zegen ons met Uw overvloedige genade. Verleen ons het voorrecht Uw Gelaat te aanschouwen, en schenk ons de kelk van vreugde en verrukking. Wij zijn gevangenen van onze overtredingen, en Gij zijt de Koning van overvloedige gaven. Wij verdrinken in een zee van zonden en Gij zijt de Heer van oneindige genade. Gij zijt de Gever, de Glorieuze, de Eeuwige, de Overvloedige; en Gij zijt de Algenadige, de Albarmhartige, de Almachtige, Degeen die gaven schenkt en zonden vergeeft. Waarlijk, Gij zijt Degeen tot wie wij ons wenden voor het vergeven van onze tekortkomingen, Degeen die de Heer der heren is.
-`Abdu'l-Bahá