1. We groeten u in de nog immer aanwezige naglans van de gedenkwaardige gebeurtenissen die de tweehonderdste Geboortedag van de Gezegende Schoonheid hebben gemarkeerd. Als wij overdenken wat er toen en sindsdien duidelijk geworden is, merken wij dat de wereldwijde bahá’í-gemeenschap van nu niet meer dezelfde is als toen zij van start ging met de eerste zes cycli van het huidige Plan. Zij is zich meer dan ooit bewust van haar zending. Zij heeft een niet eerder vertoonde toename doorgemaakt in haar vermogen om vrienden en bekenden in contact te brengen met haar gemeenschapsleven, om wijken en dorpen tot eensgezinde inspanningen te inspireren, om duidelijk onder woorden te brengen hoe geestelijke waarheden kunnen worden omgezet in duurzame, concrete actie, en bovenal, om niet alleen gesprekken te voeren over de leringen die de wereld opnieuw zullen vormgeven, maar ook over Degeen die ze bracht: Bahá’u’lláh. Menig hart is geraakt door de verhalen over Zijn leven en Zijn lijden die in talloze talen zijn verteld door volwassenen, jongeren en kinderen. Sommige mensen bleken bereid om Zijn Zaak verder te onderzoeken. Anderen zegden hun medewerking toe. En menig ontvankelijke ziel beleed zijn geloof.
2. De talloze plaatsen waar het duidelijk werd dat het Geloof op nationaal niveau de onbekendheid was ontstegen vormden een duidelijke indicatie van vooruitgang.
Regeringsleiders en opinieleiders verklaarden publiekelijk – en benadrukten soms privé – dat de wereld Bahá’u’lláh’s visie hard nodig heeft, en dat de inspanningen van de bahá’ís bewonderenswaardig zijn en moeten worden uitgebreid. Het deed ons veel genoegen om te zien dat het niet alleen bahá’ís waren die Bahá’u’lláh en Zijn leven wilden eren en vieren; er werden ook speciale bijeenkomsten georganiseerd door mensen van buiten de bahá’ígemeenschap. In gebieden waar men het Geloof vijandig gezind is, lieten de vrienden zich niet ontmoedigen; met wonderbaarlijke veerkracht spoorden zij hun landgenoten aan tot zelfstandig onderzoek naar de waarheid, en velen namen vreugdevol deel aan de festiviteiten. De tweehonderdste herdenking heeft ook geleid tot een schier eindeloze opbloei van kunstuitingen, een prachtig getuigenis van de bron van liefde waar deze uit voortkwam. De algehele wijze waarop de bahá’í-gemeenschap deze gelegenheid benaderd heeft, benadrukte hoeveel er is geleerd in de meer dan twintig jaar sinds de aanvang van de huidige reeks wereldomvattende Plannen. Het individu nam initiatief, de gemeenschap verrees met collectieve inspanning, en de vrienden lieten hun creatieve vermogen leiden door de plannen die door de instituten waren opgesteld. Een belangrijke gedenkdag, die het verstrijken van twee eeuwen markeerde, heeft een krachtige stimulans betekend voor het gemeenschapsopbouwende werk voor de komende eeuw. Moge ieder zaadje dat zo liefdevol gezaaid is tijdens de eerste tweehonderdste herdenking geduldig tot wasdom worden gebracht in aanloop naar de tweede.
3. Hoewel de vooruitgang natuurlijk van land tot land verschilt, is het aantal intensieve groeiprogramma’s in de wereld in de eerste twee jaar van het onderhavige Plan gestegen tot bijna de helft van de vijfduizend die voor de huidige wereldomvattende inspanning voorzien waren, en de snelheid waarmee dit aantal stijgt neemt gestaag toe. Nader beschouwd zijn er veelbelovende tekenen van hoe de krachten en mogelijkheden van individuen, gemeenschappen en instituten vorm krijgen. Door de ervaringen met de vieringen rond de tweehonderdste herdenking hebben de gelovigen overal ingezien dat veel van hun dagelijkse interactie met de mensen om hen heen bezield kan worden met de geest van onderricht. En nu het werk in duizenden dorpen en wijken vaart krijgt, ontstaat er een krachtig gemeenschapsleven in elk daarvan. Er is een aanzienlijke groei geweest in het aantal clusters waar het systeem voor uitbreiding van dit activiteitenpatroon naar steeds meer locaties goed ingeburgerd raakt, waardoor de vrienden de derde mijlpaal van een ontwikkelingscontinuüm voorbij kunnen gaan. Juist daar, aan de frontlinie van het leren van de bahá’í-wereld, in het bijzonder waar de bevolking zich richting Bahá’u’lláh’s visie begeeft, vallen er niet alleen grote aantallen mensen binnen de breder wordende omarming van de bahá’í-activiteiten, maar merken de vrienden nu ook dat omvangrijke groepen mensen zich zijn gaan identificeren met de gemeenschap van de Grootste Naam. Wij zien in dergelijke plaatsen dat de
onderwijsinspanningen van het Geloof formeler van aard worden als kinderen de leergangen jaar na jaar aaneengesloten doorlopen, en dat het ene niveau van het geestelijke bekrachtigingsprogramma voor de jeugd het andere steevast opvolgt. Het trainingsinstituut leert er in deze plaatsen voor te zorgen dat er voldoende mankracht opstaat om te voorzien in de geestelijke en morele vorming van steeds groeiende aantallen kinderen en jeugdigen. Deelname aan deze opbouwactiviteiten raakt nu zo verweven met het plaatselijke levenspatroon dat het beschouwd wordt als een onmisbaar aspect van het gemeenschapsleven. Er ontstaat vernieuwde levenskracht als een volk haar eigen ontwikkeling ter hand neemt, en het raakt immuun voor die maatschappelijke krachten die resulteren in lijdzaamheid. Er ontstaan mogelijkheden voor materiële en geestelijke vooruitgang. De maatschappelijke werkelijkheid begint nieuwe vorm aan te nemen.
4. Dierbare vrienden, dit is werkelijk een moment om de Meestgeliefde dank te betonen. Er is zeer veel reden om bemoedigd te zijn. Wij zijn ons echter maar al te zeer bewust van de omvang van de taak die rest. In wezen moet er, zoals wij al eerder aangaven, in vele honderden clusters een groeiende groep gelovigen verrijzen die met de mensen rondom hen blijvend gericht kunnen zijn op het bevorderen van groei en capaciteitsopbouw, en zich onderscheiden door hun vaardigheid en discipline in het overdenken van actie en het leren van ervaring. Het doen opstaan en vergezellen van een groeiende kern van mensen in iedere plaats – niet slechts op het niveau van het cluster maar ook in wijken en dorpen – vormt tegelijkertijd een ontzagwekkende uitdaging én pure noodzaak. Maar waar dit gebeurt spreken de resultaten voor zich.
5. Wij zien met vertrouwen dat de instellingen van het Geloof deze uiterste noodzaak goed voor ogen hebben, en dat zij doeltreffende werkwijzen bedenken waarmee de inzichten vanuit de voortgang breed toegepast kunnen worden. Tegelijkertijd worden zowel nationale, regionale als plaatselijke lichamen door de toegenomen ervaring verrijkt met een weidsere blik. Zij raken betrokken bij alle facetten van de ontwikkeling van de gemeenschap en zijn begaan met het welzijn van mensen die er formeel geen lid van zijn. Zij zijn zich voortdurend bewust van de verstrekkende implicaties die het instituutsproces heeft voor de vooruitgang van de volkeren, en besteden daarom specifiek aandacht aan hoe het trainingsinstituut versterkt kan worden. Zij houden de noodzaak om de aandacht van de gemeenschap te richten op de vereisten van het Plan in gedachten, en roepen de immer groeiende groep vrienden op tot een steeds hoger niveau van eenheid. Zij houden zich trouw aan hun verantwoordelijkheid om hun bestuurlijke en financiële systemen te verfijnen om het uitbreidings- en consolidatiewerk voldoende te kunnen ondersteunen. Met dit alles zijn zij in essentie bezig met het in de gemeenschap bevorderen van omstandigheden die bijdragen aan het vrijkomen van sterke geestelijke krachten.
6. Naarmate het werken aan gemeenschapsopbouw intensiever wordt, gebruiken de vrienden de nieuwe vaardigheden die zij hebben ontwikkeld om de omstandigheden in de hun omringende samenleving te verbeteren, nu hun enthousiasme is aangewakkerd door het bestuderen van de goddelijke leringen. Het aantal korte-termijnprojecten is enorm gestegen, de reikwijdte van de officiële programma’s is uitgebreid, en er zijn nu meer bahá’í-geïnspireerde ontwikkelingsorganisaties die zich inzetten voor scholing, gezondheid, akkerbouw en andere terreinen. In de resulterende transformatie die te zien is in het persoonlijk en gemeenschappelijk leven van mensen kan men de onmiskenbare eerste roerselen van de maatschappij-opbouwende kracht van de Zaak van Bahá’u’lláh ontwaren. Het is dan ook geen wonder dat men op de kantoren van de Bahá’í International Community in toenemende mate geïnspireerd raakt door juist dergelijke voorbeelden van maatschappelijke actie – eenvoudig of complex, van een bepaalde duur of langlopend – bij hun inspanningen deel te nemen aan het heersende maatschappelijk discours. Dit is nog een ander belangrijk werkterrein van het Geloof dat goed vordert. Op nationaal niveau wordt er met toenemend vertrouwen, kundigheid en inzicht bijgedragen aan het discours over zaken die in de betreffende samenleving van belang worden geacht – onder andere de gelijkwaardigheid van man en vrouw, migratie en integratie, de rol van jongeren bij maatschappelijke transformatie, en het vreedzaam naast elkaar bestaan van verschillende religies. En gelovigen van allerlei leeftijden en achtergronden dragen, waar zij ook wonen, werken of studeren, op een waardevolle manier bij aan bepaalde discussies, waarbij ze de mensen om hen heen een perspectief bieden dat is gebaseerd op de beginselen van de enorme Openbaring van Bahá’u’lláh.
7. Het aanzien van het Geloof op de diverse podia waar het discours gevormd wordt, is sterk gestegen doordat het officieel op het wereldwijde web is verschenen, een aanwezigheid die nog aanzienlijk is uitgebreid nu er talloze nationale bahá’í-websites actief zijn, en de sites die onder bahai.org vallen verder ontwikkeld worden. Dit is van enorme waarde voor zowel de verbreiding als de bescherming van de Zaak. Er werd in slechts enkele dagen een groot wereldwijd publiek bereikt met zorgvuldig opgestelde informatie over het Geloof die op de website van de tweehonderdste herdenking werd gepresenteerd en gelijktijdig in negen talen verscheen, inmiddels nog verrijkt met nationale pagina’s die de verscheidenheid illustreren van de vieringen die hebben plaatsgevonden. Er zijn al vergevorderde plannen om het technisch mogelijk te maken dat nog niet eerder vertaalde en gepubliceerde passages en Tafelen uit de Heilige Geschriften te zijner tijd online kunnen worden uitgegeven op de site van de Bahá’í Reference Library. Daarbij verschijnen er de komende jaren nog nieuwe boeken van de Geschriften van Bahá’u’lláh en ‘Abdu’l-Bahá in Engelse vertaling.
8. De Huizen van Aanbidding die pas onlangs zijn ingewijd, in Santiago in Chili en Battambang in Cambodja, beginnen bekend te raken als aantrekkingspunten, bakens voor de maatschappij aldaar van al waar het Geloof voor staat. En hun aantal gaat nog stijgen. Tot ons genoegen kondigen wij aan dat de inwijdingsceremonie van de Tempel in Norte del Cauca in Colombia
in juli zal plaatsvinden. Bovendien gloort de bouw van meer Huizen van Aanbidding al aan de horizon. Er wordt nu aan een vergunning gewerkt voor de start van de bouw in Vanuatu. In India en de Democratische Republiek Congo heeft een uiterst complex en moeizaam proces uiteindelijk geresulteerd in de succesvolle aankoop van land. De vreugde bij de onthulling van het ontwerp van de eerste nationale Mashriqu’l-Adhkár in Papoea-Nieuw-Guinea met NawRúz was nog nauwelijks voorbij of ook het ontwerp van het plaatselijke Huis van Aanbidding in Kenia werd bekendgemaakt. Intussen verwachten wij ten volle dat het begrip van de vrienden van het belang van aanbidding in het gemeenschapsleven verder zal worden verdiept door de recent verschenen verklaring en compilatie over het instituut van de Mashriqu’lAdhkár, opgesteld door onze Afdeling Onderzoek. Want de bahá’ís leggen met hun dienstbaarheid, in het bijzonder met hun regelmatige meditatieve bijeenkomsten, overal het geestelijk fundament voor toekomstige Huizen van Aanbidding.
9. Er rest nog slechts drie jaar van een inspanning van een kwart eeuw die in 1996 begonnen is met één enkel doel: een aanzienlijke vooruitgang in het proces van toetreding in troepen. Met Riḍván 2021 zullen de volgelingen van Bahá’u’lláh starten met een Plan dat één enkel jaar zal duren. Met deze eenjarige onderneming, kort maar vol van betekenis, gaat een nieuwe golf van Plannen van start die de ark van de Zaak de derde eeuw van het bahá’í-tijdperk zal binnenvoeren. In de loop van die veelbelovende periode van twaalf maanden zal er een bijzondere bijeenkomst in het bahá’í-wereldcentrum worden gehouden waarvoor vertegenwoordigers van alle Nationale Geestelijke Raden en alle Regional Bahá’í Councils worden uitgenodigd, als onderdeel van de herdenking in de bahá’í-wereld dat er een eeuw verstreken is sinds het Heengaan van ‘Abdu’l-Bahá. Dit is echter nog maar het eerste evenement in een reeks die de gelovigen zal voorbereiden op de vereisten van de volgende decennia. In januari van het jaar daarop zal er ter gelegenheid van het verstrijken van honderd jaar sinds de eerste publiekelijke voorlezing van het Testament van de Meester een conferentie in het Heilige Land worden gehouden waar alle Continentale Colleges van Raadgevers en alle leden van de Hulpraden voor Bescherming en Verbreiding zullen samenkomen. De geestelijke energie die bij deze twee historische bijeenkomsten vrijkomt moet vervolgens naar alle vrienden van God, overal waar zij wonen, worden gebracht. Daartoe wordt er in de maanden die daarop volgen wereldwijd een reeks conferenties belegd, als katalysator voor de meerjarige onderneming die op het aanstaande Eénjarige Plan volgt.
10. Aldus nadert er een nieuwe fase in de ontvouwing van het Goddelijke Plan van de Meester. Maar nog dichterbij ligt een spannend vooruitzicht. De tweehonderdste Geboortedag van de Báb ligt nog maar anderhalf jaar voor ons. Dit is een periode om ons het buitengewone heldendom van de Martelaar-Heraut van het Geloof in herinnering te roepen, Wiens veelbewogen beleidsperiode de mensheid naar een nieuw tijdperk van de geschiedenis heeft gebracht. Hoewel er twee eeuwen tussen die tijd en de onze liggen, lijkt de maatschappij waarin de Báb verscheen op de hedendaagse wereld in het gevoel van onderdrukking en het verlangen van zovelen naar antwoorden die de dorst van de ziel naar kennis zullen lessen. Als wij overdenken hoe deze tweehonderdjarige herdenking op passende wijze aandacht kan krijgen, erkennen wij dat deze festiviteiten een heel eigen karakter zullen hebben. Niettemin verwachten wij een opbloei van activiteiten die minstens zo groots en alomvattend zullen zijn als die van de tweehonderdste herdenking die zojuist voorbij is. Het is een gelegenheid waar iedere gemeenschap, ieder huishouden, ieder hart ongetwijfeld vol verwachting naar zal uitzien.
11. De maanden die voor ons liggen vormen ook een periode om terug te denken aan het leven van de onverschrokken volgelingen van de Báb – heldinnen en helden die hun geloof uitdrukten in een weergaloze offerbereidheid die de annalen van de Zaak voor eeuwig zal sieren. Hun eigenschappen van onverschrokkenheid, toewijding, en onthechting van alles buiten God maken een blijvende indruk op eenieder die van hun waagstukken verneemt. Hoe opmerkelijk is ook de jonge leeftijd waarop zo velen van deze heldhaftigen hun stempel onuitwisbaar op de geschiedenis hebben gedrukt. Moge hun voorbeeld de komende periode bemoediging schenken aan de gehele schare van getrouwen – vooral ook aan de jongeren, die wederom tot de voorhoede worden geroepen van een beweging die niets anders voorheeft dan de transformatie van de wereld.
12. Dit is onze vurige, vurige hoop. Moge diezelfde allesverterende en alles te boven gaande liefde die de discipelen van de Báb aanspoorde tot het verspreiden van het goddelijke licht u in de zes cycli tussen deze Riḍván en de volgende tweehonderdste herdenking – ja, gedurende de drie resterende jaren van het huidige Plan – tot grote daden inspireren. Aan de Heilige Drempel smeken wij dat u hemelse bijstand moogt ontvangen.
HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID