Eén jaar van het Driejarenplan ligt nu achter ons, een jaar waarin het tumult van de wereld zowel hoop als vrees deed ontstaan in de harten en zielen, zowel optimisme als wanhoop, zowel bewondering voor 's mensen moed als schaamte over de wreedheden waartoe de mensheid zich kan verlagen. Temidden van deze beproevingen rukken de volgelingen van Bahá'u'lláh op, vol vertrouwen en met een heldere visie, en richten zij de structuur van Gods koninkrijk op, impregneren zij de samenleving met een nieuwe geest, en tonen zij alle mensen de levengevende uitwerking van de goddelijke leringen.
2. Op het Wereldcentrum betekende de 23e mei het begin van een nieuwe periode van vijf jaar voor het lidmaatschap van het Internationaal Onderrichtscentrum. Tijdens onze eerste gezamenlijke vergadering juichten wij de vele initiatieven toe die het gedurende de voorliggende periode had ontplooid, en drongen wij erop aan dat deze verder ontwikkeld zouden worden. Opmerkelijk onder deze initiatieven waren de richtlijnen die de Continentale Raadgevers hadden gekregen om consultatie te bevorderen op plaatselijk en nationaal niveau tussen instituten en gelovigen, waardoor groeiprocessen in de Bahá'í gemeenschap ontstonden en in stand gehouden werden. Opmerkelijk was ook het toenemend verduidelijken van verschillende benaderingen van het onderrichtswerk. Naarmate het jaar verstreek hebben deze activiteiten de impuls versterkt die door de Raadgevers, de hulpraadsleden en hun assistenten aan de ontwikkeling van het Geloof en zijn instituten wordt gegeven, waarmee zij het inzicht en de bemoediging die zij de Nationale en Plaatselijke Geestelijke Raden en gelovigen schenken versterken.
3. De groeiende reputatie van het Geloof in de ogen der wereld, en de aandacht die dit vestigt op het Wereldcentrum, onderstrepen het belang van het voltooien van de Terrassen van de Graftombe van de Báb en de gebouwen voor het Wereldbestuurscentrum van de Zaak van Bahá'u'lláh. Na het speciale verzoek dat uitging naar de Bahá'í wereld om in de loop van het Driejarenplan vierenzeventig miljoen dollar voor dit project op te brengen was de respons hartverwarmend, en wij hopen vurig dat de voortzetting van deze geest van opoffering zal resulteren in het spoedig bereiken van dat doel, en de ononderbroken voortgang van het werk zal garanderen, waardoor Gods Heilige Berg bewonderende blikken van zowel bezoekers als bewoners zal oogsten.
4. Door het bestuderen van de Kitáb-i-Aqdas wordt het leven van de gewone gelovigen verhelderd. Het bewustzijn van het belang van het hooghouden van de beginselen van het Geloof en het gehoorzamen aan de wetten ervan stijgt. Het algemeen geldig verklaren van de wet van Huqúqu'llah heeft een enthousiaste reactie teweeggebracht. Het bewustzijn van de vrienden dat zij de persoonlijke verplichting hebben het Geloof te onderrichten neemt toe. Nu zij zich van hun geestelijke verantwoordelijkheden kwijten en leren meer op de bevestigingen van Bahá'u'lláh te vertrouwen, vinden zij nieuwe levenskracht in hun geloof, en nieuw vertrouwen in hun hart. Dit zijn allemaal terreinen waarop het individu met het ondernemen van actie niet hoeft te wachten op aansporingen of hulp. Iedere gelovige staat voor de uitdaging om zelf, slechts met behulp van de kracht van de Almachtige, deze geestelijke krachten te ontwikkelen die onmetelijk zullen bijdragen aan de ontplooiing van de gemeenschap.
5. De menselijke hulpbronnen van de Zaak worden op twee manieren vermeerderd. Bekwame mensen worden ertoe bewogen om het Geloof te aanvaarden, waarmee de gelederen van diegenen die al dienstbaar zijn worden versterkt. Deze laatsten hebben op hun beurt hun ervaring verrijkt en meer bekwaamheden verworven door de Geschriften diepgaander te bestuderen en door ze in hun daden tot uitdrukking te laten komen. Doordat de vrienden inzagen dat zij hun begrip van de leringen en de toepassing ervan op de maatschappij systematischer moesten verdiepen, zijn zij steeds meer gebruik gaan maken van workshops en instituten, met merkbaar succes. In de komende jaren moeten deze twee processen - het aantrekken van bekwame mensen en het doen toenemen van onze eigen mogelijkheden - verder bevorderd worden, waarbij persoonlijke actie en de harmonieuze ontwikkeling van een breed scala aan activiteiten voor de bevordering van het Geloof gestimuleerd worden.
6. Naarmate de mogelijkheden van de gelovigen persoonlijk zich ontvouwen, worden ook de plaatselijke en nationale Bahá'í instituten beter in staat gesteld de kwaliteit van het leven in hun gemeenschap te bevorderen en fantasierijke programma's te bedenken en uit te voeren. In veel gebieden hebben Plaatselijke Geestelijke Raden samengewerkt aan het onderrichten van het Geloof in een streek. Evenzo hebben Nationale Geestelijke Raden vernieuwende projecten uitgedacht om de kansen aan te grijpen die zich door ontwikkelingen buiten de Zaak voordoen. Enkele voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn, op heel verschillende terreinen, het Open-Briefproject in Albanië, de respons op de buitengewone ontvankelijkheid van de autoriteiten en de algemene bevolking van de Siberische republieken Sacha en Boerjat, en het verdrag dat werd ondertekend door de Nationale Geestelijke Raad van de Marshall eilanden en het plaatselijk bestuur van het atol Majuro als gevolg van het verzoek van de overheid aan de Bahá'ís om de verantwoordelijkheid voor het runnen van vijf openbare basisscholen op zich te nemen.
7. Door de ontwikkeling van plaatselijke en nationale Bahá'í instellingen is een grotere mate van decentralisatie van het bestuurlijke werk mogelijk geworden. Voor de uitbreiding van dit gunstig uitwerkende proces is het echter in de meeste landen absoluut noodzakelijk om het functioneren van de Plaatselijke Geestelijke Raden snel te verbeteren. Dit moet de serieuze aandacht van iedere gelovige krijgen. Deze plaatselijke Bahá'í Instituten, die in de Kitáb-i-Aqdas zelf verordend zijn, vormen een reservoir van kracht en leiding, waardoor de doelmatigheid van het werk van het Geloof versterkt zal worden naarmate zij volwassener worden.
8. Wij leven temidden van bevolkingsgroepen die dringend behoefte hebben aan de boodschap van Bahá'u'lláh. Het is onze plicht om deze helder en overtuigend op zoveel mogelijk zielen over te brengen. Het duister en het lijden dat ons omringt zijn niet alleen tekenen van die behoefte, maar bieden ons ook een kans die wij niet moeten laten liggen. Het overbrengen van de boodschap is pas de eerste stap. Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat deze wordt begrepen en toegepast, want, zoals we kunnen lezen in een van de brieven die namens Shoghi Effendi werden geschreven: "Pas als het publiek in de Bahá'í gemeenschap een toonbeeld in werking ziet van iets beters dan wat er al is, zal het in grote getale gehoor geven aan het Geloof". Als mensen de Zaak aanvaarden, dan moeten ze, met behulp van de leringen, hun betrekkingen met elkaar en met hun medeburgers ontwikkelen zodat er geleidelijk een werkelijke Bahá'í gemeenschap tot stand komt, een licht en een toevluchtsoord voor hen die radeloos zijn.
9. Na de glorierijke gebeurtenissen van het heroïsche tijdperk van het Geloof vond toetreding in groepen van de volkeren der wereld tot de Zaak van God voor het eerst plaats in Afrika gedurende het beleid van Shoghi Effendi, waarna het zich naar andere gebieden verspreidde. Geleidelijk leren de Bahá'í gemeenschappen van deze gebieden door ervaring, en ontwikkelen zij methodes en programma's die tot doel hebben deze grote getalen gelovigen bij elkaar te brengen in functionerende gemeenschappen en een sterke basis te leggen voor aanhoudende groei. Om hen te helpen bij hun streven, om de Bahá'ís in andere landen te helpen dit proces in werking te stellen en in stand te houden, en om de misvattingen die een zo prikkelend idee onvermijdelijk omringen weg te nemen is de compilatie over "Het bevorderen van toetreding in groepen" uitgegeven. Het bestuderen en toepassen van de beginselen en benaderingen die daarin beschreven worden, zal iedere onderrichter van het Geloof en iedere Bahá'í gemeenschap ongetwijfeld helpen, of dat nu is in een gebied waar toetreding in groepen al vele jaren aan de gang is, of ergens waar er nog nog niets van te zien is. Wat dit laatste betreft, het zal de gelovigen helpen overtuigd te raken van de werkelijkheid en geldigheid van dit proces, en de Bahá'í gemeenschap in staat stellen om zich geestelijk en materieel voor te bereiden op deze sprong voorwaarts, om deze gebeurtenis enthousiast te verwachten, die stappen te ondernemen die het begin ervan zullen bevorderen, en maatregelen te treffen die de groei ervan zullen bestendigen.
10. Door de opmerkelijke stijging in internationale samenwerking in het afgelopen jaar, het vestigen van pioniers en de stroom van reizende leraren, is het netwerk van de Bahá'í gemeenschap steeds hechter geworden. Hierbij vooropgaand heeft Amatu'l-Bahá Rúhíyyih Khánum, ter bemoediging van de vrienden en voor de verkondiging van het Geloof, een inspannende reis gemaakt door Rusland en andere landen die voormalig deel van de Sovjetunie waren, van de Baltische staten in het Westen tot Siberië in het Oosten, van de Centraal-Aziatische republieken tot aan St. Petersburg en Jakoetsk in het Noorden.
11. Deze Ridvan worden er zeven inaugurele nationale conventies gehouden. Onze vertegenwoordigers bij deze historische gebeurtenissen zullen zijn: Hand van de Zaak Amatu'l-Bahá Rúhíyyih Khánum bij de verkiezing van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Cambodja in Phnom Penh, en bij die van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Mongolië in Ulaan Baatar, Hand van de Zaak `Alí-Muhammad Varqa bij de verkiezing van de Regionale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Slovenië en Kroatië in Ljubljana, raadgever Lauretta King bij de verkiezing van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Kazachstan in Alma Ata, en bij die van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Kirgizië in Bisjkek en raadgever Shapoor Monadjem bij de verkiezing van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Tadzjikistan in Doesjanbe, en bij die van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Oezbekistan in Tasjkent. De huidige Regionale Geestelijke Raad van Centraal Azië, gevestigd in Asjchabad, zal dan de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá'ís van Toerkmenistan worden.
12. Het einde van de eeuw nadert snel. Er is zo weinig tijd en zoveel te doen. Wij doen een beroep op iedere volgeling van Bahá'u'lláh om zijn uiterste inspanning te wijden aan de twee hoofdtaken van het onderrichten van het Geloof aan iedere dorstende ziel en het voorzien in de materiële middelen voor het voltooien van de monumentale projecten op de berg Karmel. Wat ook de uiterlijke toestand van de mensheid in het komende jaar moge zijn, de Bahá'í gemeenschap moet sterker worden, duidelijker tonen hoe haar levenswijze zich onderscheidt van andere, vol vertrouwen naar voren treden om haar boodschap te verkondigen en te onderrichten, en in steeds grotere hoeveelheden de bevestigende hulp van de legers van de hoogste Heerscharen aantrekken. Bij ieder aspect van dit werk ligt de sleutel tot de overwinning bij de individuele Bahá'í.
HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID