Hierin volgen de Tafelen en het Testament van `Abdu'l-Bahá.
Ere zij Hem die met het schild van Zijn Verbond de Tempel van Zijn Zaak heeft behoed voor de pijlen van twijfel; die met de Heirscharen van Zijn Testament het heiligdom van Zijn weldadigste Wet heeft bewaard en Zijn rechte en lichtende Pad heeft beschermd, waarmee Hij de aanval van de schare Verbondsbrekers tegenhield, die Zijn goddelijke Bouwwerk dreigden omver te werpen; die over Zijn machtigste Veste en alheerlijke Geloof heeft gewaakt met de hulp van mensen wie de laster van de lasteraar niet kan deren en die geen aardse roeping, heerlijkheid en macht kunnen doen afwijken van het Verbond van God en Zijn Testament, dat hecht is ingesteld door Zijn klare en duidelijke woorden, geschreven en geopenbaard door Zijn alheerlijke Pen en geboekstaafd in de bewaarde Tafel.
Moge heil en ere, zegen en roem rusten op die eerste tak van de goddelijke en heilige Lotusboom die gezegend, teder, groen en bloeiend is ontsproten aan de twee heilige Bomen; de wonderbaarste, unieke en onschatbare parel, opblinkend uit de twee golvende Zeeën; op de uitlopers van de Boom van Heiligheid, de twijgen van de hemelse Boom, die in de Dag der grote Afscheiding trouw en sterk stonden in het Verbond; op de Handen (pijlers) van de Zaak Gods, die de goddelijke Geuren wijd en zijd verspreidden, Zijn Bewijzen verkondigen, Zijn Geloof uitdroegen, Zijn Wet alom openbaar maakten, zich van alles buiten Hem bevrijdden, voor gerechtigheid in deze wereld opkwamen en het Vuur van de Liefde Gods ontstaken in het hart en de ziel van Zijn dienaren; en op hen die geloofden, zeker en standvastig bleven in Zijn Verbond en het Licht volgden dat na mijn heengaan uit de dageraad van goddelijke Leiding zal stralen - want ziet! hij is de gezegende en geheiligde tak die is ontsproten uit de twee heilige Bomen. Wel gaat het hem die de beschutting zoekt van zijn lommer dat over de gehele mensheid is uitgespreid.
O gij geliefden des Heren! Het hoogste aller dingen is de bescherming van het ware Geloof van God, het behoud van Zijn Wet, het beveiligen van Zijn Zaak en het dienen van Zijn Woord. Tienduizend mensen hebben stromen heilig bloed op dit pad vergoten, hun kostbare leven Hem ten offer gebracht, van heilige verrukking vervuld zich naar de roemrijke gebieden van martelaarschap gespoed, de Standaard van Gods Geloof opgericht en met hun hartebloed de verzen van Zijn goddelijke Eenheid op de Tafel van de wereld geschreven. De geheiligde borst van de Verhevene (moge mijn leven voor Hem worden geofferd) werd het doelwit gemaakt voor menige pijl van diepe smart en in Mázindarán werden de gezegende voeten van de 'Abhá Schoonheid (moge mijn leven voor Zijn geliefden worden geofferd) zo zwaar gegeseld dat zij tot bloedens toe werden verwond. Ook werd Zijn hals in ketenen geklonken en werden Zijn voeten in blokken gesloten. Vijftig jaar lang overvielen Hem ieder uur nieuwe rampen en bezoekingen en kreeg Hij nieuwe beproevingen en zorgen te verwerken. Zo werd Hij, na al die lotswisselingen, een dakloze zwerver en het slachtoffer van weer nieuwe kwellingen en verdriet. In 'Iráq was de Zon der wereld zo aan de lagen en listen der boosaardige mensen blootgesteld, dat Zijn pracht werd verduisterd. Later werd Hij als balling naar de grote Stad (Constantinopel) gezonden en vandaar naar het Land van Mysterie (Adrianopel), vanwaar Hij, schandelijk verguisd, tenslotte naar de allergrootste Gevangenis ('Akká) werd overgebracht. Hij Wien de wereld onrecht deed (moge mijn leven worden geofferd voor Zijn geliefden) werd viermaal van stad naar stad verbannen, tot Hij ten laatste tot levenslange opsluiting werd veroordeeld en werd opgesloten in deze gevangenis, de gevangenis voor rovers, dieven en moordenaars. Dit is slechts één van de beproevingen welke de gezegende Schoonheid had te doorstaan; de overige zijn even smartelijk.
Een andere beproeving die Hij te doorstaan had was de vijandschap, de schaamteloze onrechtvaardigheid, de slechtheid en de rebellie van Mirza Yahyá. Deze Verguisde, deze Gevangene had hem vanaf zijn prille jeugd aan Zijn liefderijk hart gekoesterd, steeds Zijn tedere zorgen over hem uitgestort, zijn naam verheerlijkt, hem beschermd tegen ieder ongeluk en hem bij de mensen van deze wereld en de volgende geliefd gemaakt, en toch heeft Mirza Yahyá Hem, ondanks de krachtige aansporingen en raadgevingen van de Verhevene (de Báb) en ondanks Zijn duidelijke en afdoende waarschuwing "Hoed u, hoed u opdat de negentien Letters van de Levende en het geopenbaarde in de Bayán u niet omsluieren", verloochend, bedrogen, geen geloof in Hem gesteld, het zaad van twijfel gezaaid, zijn ogen gesloten voor Zijn duidelijke verzen en zich daarvan afgewend. Was hij hiermee slechts tevreden geweest! Neen, hij waagde zelfs een poging het heilige bloed (van Bahá'u'lláh) te vergieten, waarna hij grote beroering en opschudding verwekte door Bahá'u'lláh van boosaardigheid en wreedheid jegens hem te betichten. Welk een oproer bracht hij teweeg en welk een storm van onheil ontketende hij toen hij in het Land van Mysterie (Adrianopel) was! Tenslotte bereikte hij, dat de Zon der wereld als banneling naar deze grootste Gevangenis werd gezonden en, smartelijk verguisd, in het westen van deze grote Gevangenis onderging.
O gij die standvastig en sterk staat in het Verbond! Het middelpunt van Opstand, de eerste Aanzetter tot kwaad, Mirza Muhammad 'Alif, heeft de beschutting van de Zaak Gods verlaten, het Verbond verbroken, de heilige Tekst vervalst, het ware Geloof van God een zware slag toegebracht, Zijn volk uiteengedreven, met bittere haat gepoogd `Abdu'l-Bahá te kwetsen en hij heeft met de grootste vijandigheid deze dienaar van de heilige Drempel aangevallen. Hij greep naar iedere pijl en schoot die af om het gemoed van deze verdrukte dienaar te doorboren, hij liet niets na om mij zwaar te treffen, geen venijn heeft hij mij bespaard, maar hij vergiftigde daarmee het leven van deze rampzalige. Ik zweer bij de heilige 'Abhá Schoonheid en bij het Licht dat uitstraalt van de Verhevene (moge mijn ziel een offer zijn voor Hun nederige dienaren), dat over deze ongerechtigheid de bewoners van het Paviljoen van het 'Abhá Koninkrijk hebben geweeklaagd, de hemelse Heirscharen hebben gerouwd, de onsterfelijke Maagden des Hemels in het allerhoogste Paradijs hun klagelijk geween hebben aangeheven en de schare der engelen heeft gezucht en gejammerd. Wat deze hoogst onrechtvaardige mens deed, was zo misdadig, dat hij met zijn bijl de wortel van de gezegende Boom aantastte, een zware slag toebracht aan de Tempel van de Zaak Gods, de geliefden van de Gezegende Schoonheid bloedige tranen deed wenen, de vijanden van de ene ware God bejubelde en aanmoedigde, vele zoekers op de weg naar de Waarheid de Zaak Gods deed verloochenen, de vervlogen verwachtingen van Yahyá's aanhangers deed herleven, zichzelf gehaat maakte, er de oorzaak van was, dat de vijanden van de Grootste Naam onbeschaamd en aanmatigend werden, de vaststaande en aanvaarde verzen verloochende en het zaad van twijfel zaaide. Als niet steeds weer de toegezegde bijstand van de Aloude Schoonheid genadiglijk aan deze onwaardige was verleend, dan zou hij voorzeker de Zaak Gods hebben vernietigd, ja zelfs hebben weggevaagd en het goddelijk bouwwerk geheel hebben geslecht. Maar, geloofd zij de Heer, de zegevierende bijstand van het 'Abhá Koninkrijk daalde neer en de heirscharen in den hoge haastten zich de overwinning te schenken. De Zaak Gods werd wijd en zijd verbreid, de roep van de ene Ware weerklonk overal en in alle sferen neigde men het oor naar het Woord Gods. Zijn banier werd ontplooid, de vaandels van Heiligheid werden op glorieuze wijze omhoog geheven en de liederen die Zijn goddelijke Eenheid loven werden aangeheven. Opdat het Ware Geloof van God beschermd en behoed zal worden, Zijn Wet bewaakt en bewaard en Zijn Zaak veilig verzekerd zal blijven, is het nu ieders plicht zich streng te houden aan de tekst van het duidelijk en onwankelbaar gevestigde, gezegende vers dat over hem werd geopenbaard. Men kan zich geen grotere overtreding voorstellen dan die van hem. Hij (Bahá'u'lláh) zegt, - heerlijk en heilig is Zijn Woord - "Mijn verdwaasde geliefden beschouwden hem zelfs als Mijn deelgenoot, hebben in het land verdeeldheid doen ontbranden en zij zijn waarlijk de boosdoeners." Bedenkt hoe dwaas die mensen zijn! Zij die in Zijn (Bahá'u'lláhs) tegenwoordigheid waren en Zijn Aangezicht aanschouwden, hebben desondanks deze ijdele praat doen weerklinken totdat - verheven zijn Zijn onbewimpelde woorden - Hij sprak: "Zou hij slechts voor één ogenblik uit de beschutting van de Zaak treden, dan zal hij zekerlijk teniet gaan." Overweegt welke nadruk Hij legt op een ogenblik van dwaling: zou hij een haarbreed naar links of naar rechts neigen, zijn dwaling zou zijn vastgesteld en zijn volkomen niets-zijn bewezen. En nu zijt gij getuige hoe de toorn Gods hem van alle kanten trof en hoe hij dag na dag zijn verderf tegemoet snelt. Eerlang zult gij hem en zijn metgezellen, geestelijk en lichamelijk gedoemd tot volslagen ondergang, aanschouwen.
Is er een grotere dwaling dan het verbreken van het Verbond van God! Is er een grotere dwaling dan de inlassingen in en de vervalsing van de gewijde tekst, zoals ook Mirza Bádi'u'lláh's getuigenis luidde! Is er een grotere dwaling dan het belasteren van het Middelpunt van het Verbond! Is er een grotere dwaling dan het wijd en zijd verspreiden van valse en dwaze geruchten aangaande de Tempel van Gods Testament! Is er een smartelijker dwaling dan de dood van het Middelpunt van het Verbond te verordenen, ter staving daarvan het heilige vers aanvoerende: -"Hij die aanspraak maakt alvorens duizend jaar verstreken zijn -" terwijl hij (Muhammad 'Alí) zonder enige schroom in de dagen van de Gezegende Schoonheid een zelfde soort aanspraak had gemaakt, die door Hem op voornoemde wijze werd weerlegd; de tekst van zijn aanspraak bestaat nog steeds en draagt zijn eigen zegel. Is er een volslagener dwaling dan het valselijk beschuldigen van de geliefden Gods? Is er een kwaadaardiger dwaling dan het bewerkstelligen van hun gevangenschap en kerkering! Is er een ernstiger dwaling dan het in handen geven van de heilige Geschriften en Epistels aan de regering, zodat die er wellicht opmerkzaam op gemaakt kon worden deze miskende te doden? Is er een gewelddadiger dwaling dan de Zaak Gods met vernietiging te bedreigen, brieven en documenten na te maken en op lasterlijke wijze te vervalsen, opdat deze bij de regering onrust en een alarmtoestand zouden veroorzaken, die zouden leiden tot het vergieten van het bloed van deze miskende, - deze brieven en documenten zijn thans in het bezit van de regering! Is er een verfoeilijker dwaling dan zijn wandaden en opstandigheid! Is er een schaamtelozer dwaling dan de bijeenkomst van het reddingbrengende volk uiteen te drijven! Is er een schandelijker dwaling dan de zwakke en ijdele uitleggingen van het twijfelmoedige volk aan te horen! Is er een snoder dwaling dan de hand te reiken aan vreemden, en aan vijanden van God!
Enige maanden geleden heeft de verbreker van het Verbond samen met anderen een document opgesteld, wemelend van laster en achterklap, waarin, de Heer verhoede, onder vermelding van vele soortgelijke lasterlijke aantijgingen, `Abdu'l-Bahá als een doodsvijand wordt beschouwd die de kroon in gevaar brengt. Zij hebben de leden van de keizerlijke regering dermate in verwarring gebracht, dat tenslotte vanuit de zetel van Zijner Majesteits regering een Commissie van Onderzoek werd uitgezonden die, met voorbijzien van iedere wet van recht en billijkheid welke Zijner keizerlijke Majesteits waardigheid past en met zelfs een flagrante aanslag op het rechtsgevoel, een onderzoek instelde. De vijanden van de ene ware God omringden hen van alle kanten, legden hun de tekst van het document uit en weidden er buitensporig over uit, terwijl zij (de leden van de Commissie) op hun beurt blindelings ermee instemden. Een van de vele lasteringen luidde, dat deze dienaar een vaandel had geplant in deze stad, het volk onder dit vaandel had bijeengebracht, een nieuw koninkrijk voor zichzelf had gevestigd, op de berg Carmel een machtige vesting had gebouwd, alle volken van het land om zich heen had verzameld en hen aan hem onderhorig had gemaakt, een scheuring had veroorzaakt in het Islamitische Geloof, een verdrag had gesloten met de volgelingen van Christus en, God verhoede, zich ten doel had gesteld de grootste breuk in het machtige gezag van de kroon te veroorzaken. Moge de Heer ons beschermen tegen zulke afgrijselijke leugens!
Volgens het ondubbelzinnige en heilige gebod van God is het ons verboden te lasteren, is ons bevolen vrede en vriendschap uit te dragen, en worden wij aangespoord tot rechtschapenheid, oprechtheid en eensgezindheid met alle volkeren en geslachten der aarde. Wij moeten gehoorzamen aan de regering van het land waarin wij wonen en deze welgezind zijn; wij moeten trouweloosheid jegens een rechtvaardige vorst beschouwen als trouweloosheid jegens God, en kwaadwilligheid jegens de regering dienen wij te zien als een vergrijp tegen de Zaak van God. Hoe kunnen deze kortzichtige zielen zich na deze beslissende woorden overgeven aan dergelijke ijdele fantasieën; en hoe konden zij een dergelijke trouweloosheid tonen? Maar helaas! De Commissie van Onderzoek heeft deze lasterpraat van mijn broeder en zijn medestanders voor waar aangenomen, en het voorgelegd aan Zijne Majesteit. Er woedt op dit ogenblik een hevige storm rondom deze gevangene die wacht op Zijner Majesteits gunstig of ongunstig uitvallende genadige uitspraak, - moge de Heer hem met zijn genade bijstaan om rechtvaardig te zijn. In welke toestand hij zich ook bevindt, `Abdu'l-Bahá is in absolute rust en kalmte bereid tot zelfopoffering, en heeft zich in volledige berusting geheel aan Zijn Wil onderworpen. Is er een verfoeilijker, afschuwelijker of verdorvener overtreding denkbaar!
Op dezelfde wijze heeft het Brandpunt van Haat zich ten doel gesteld `Abdu'l-Bahá te doden, en dit wordt ondersteund door de getuigenis van Mirza Shuá'u'lláh, die hierbij is gevoegd. Het is onbetwistbaar duidelijk, dat zij heimelijk en met de grootste sluwheid tegen mij samenspannen. Hier volgen de woorden die hij zelf in die brief heeft geschreven: "... Op ieder ogenblik vervloek ik hem die deze tweedracht heeft doen ontvlammen, verwens hem met de woorden 'Heer, heb geen mededogen met hem, en ik hoop dat God weldra diegene zal openbaren die geen deernis met hem heeft, die nu nog een ander gewaad draagt en over wie ik nu niet meer kan zeggen dan dit'." Met deze woorden verwijst hij naar het heilige vers dat als volgt begint: "Hij die aanspraak maakt alvorens duizend jaar verstreken zijn. . ." Overweegt dit! Hoe belust zijn zij op de dood van `Abdu'l-Bahá. Overdenkt in uw hart de zinsnede: "... over wie ik niet meer kan zeggen dan dit", en beseft welke complotten zij aan het smeden zijn om dat doel te bereiken. Zij vrezen dat, indien de brief te duidelijk werd uitgelegd en in vreemde handen zou vallen, hun intriges volkomen verijdeld en teniet gedaan zouden worden. De zinsnede voorspelt slechts de goede tijdingen die op handen zijn, namelijk dat alle vereiste schikkingen hiervoor reeds zijn getroffen.
O God, Mijn God! Gij ziet deze miskende dienaar van U, vastgehouden in de klauwen van woeste leeuwen, roofzuchtige wolven en bloeddorstige beesten. Sta mij, vanwege mijn liefde voor U, genadiglijk bij, opdat ik volop mag drinken uit de kelk die overvloeit van trouw aan U en die gevuld is met Uw weldadige genade, zodat ik ootmoedig in het stof mag neervallen en zonder bewustzijn mag wegzinken, terwijl mijn kleed zich karmozijnrood kleurt met mijn bloed. Dit is mijn wens, mijn hartsverlangen, mijn hoop, mijn trots en mijn glorie. Vergun, O Heer mijn God en mijn Toevlucht, dat ik in mijn laatste uur de geur van heerlijkheid mag verspreiden gelijk muskus! Bestaat er een grotere weldaad? Neen, bij Uw Heerlijkheid. Ik roep U tot getuige dat er geen dag voorbijgaat waarop ik niet volop uit deze beker drink, want zo smartelijk zijn inderdaad de wandaden, gepleegd door hen die het Verbond hebben gebroken, tweedracht hebben gestookt, boosaardigheid getoond, opstand in het land verwekt en U onder Uw dienaren hebben onteerd. Heer! dat Gij de machtige veste van Uw Geloof tegen deze Verbondsbrekers beschutte en Uw verborgen Heiligdom tegen de aanval der goddelozen bescherme! Gij zijt in waarheid de Machtige, de Krachtige, de Genadige, de Sterke.
In het kort, O gij geliefden des Heren!: Het Middelpunt van Opstand, Mirza Muhammad 'Alí, is overeenkomstig de beslissende woorden van God en vanwege zijn grenzeloze overtreding diep gezonken, en is afgesneden van de heilige Boom. Waarlijk, wij hebben hun geen onrecht aangedaan, maar zij hebben zichzelf onrecht aangedaan!
O God, mijn God! Bescherm Uw vertrouwde dienaren tegen het kwaad van zelfzucht en begeerte; behoed hen met het wakend oog van Uw goedertierenheid tegen alle wrok, haat en afgunst, beschut hen in de onneembare veste van Uw Zaak en maak hen, veilig voor de pijlen van twijfel, tot manifestaties van Uw heerlijke Tekenen; verlicht hun gelaat met de schitterende stralen uit de Dageraad van Uw goddelijke Eenheid; verblijd hun hart met de verzen, ontsproten uit Uw heilig Koninkrijk; sterk hun lendenen door Uw albeheersende kracht die uit Uw Rijk van Glorie komt. Gij zijt de Almilddadige, de Beschermer, de Almachtige, de Genadige!
O gij, die hecht staat in het Verbond! Wanneer het uur aanbreekt waarop deze verdrukte, vleugellamme vogel zijn vlucht naar de hemelse Scharen heeft genomen, wanneer hij naar het Rijk van de Onzichtbare is geijld, en zijn stoffelijk omhulsel verloren is gegaan of verborgen onder het stof, is het de plicht van de Afnán, die standvastig zijn in het Verbond Gods en die zijn voortgesproten uit de Boom van Heiligheid; van de Handen (pijlers) van de Zaak Gods (de heerlijkheid des Heren ruste op hen), en van de vrienden en geliefden, zich allen te reppen om, met hart en ziel, eendrachtig op te staan teneinde de zoete geuren van God te verspreiden, Zijn Zaak te onderrichten en Zijn Geloof te bevorderen. Het betaamt hen niet één ogenblik te rusten, noch rust te zoeken. Zij moeten zich in ieder land verspreiden, ieder klimaat verdragen en alle gebieden doorkruisen. Zich beijverend, zonder te rusten en standvastig tot het einde, moeten zij in ieder land de zegeroep aanheffen "O Gij, de Heerlijkheid der Heerlijkheden!- (Ya Bahá'u'l-Abhá); zij moeten, al waar zij gaan, vermaardheid in de wereld verwerven, helder als een kaars in iedere bijeenkomst branden en de vlam van goddelijke liefde in iedere vergadering ontsteken, opdat het licht van waarheid binnenin het hart van de wereld luisterrijk moge opgaan; opdat overal in het oosten en overal in het westen een onmetelijke schare zich onder de beschutting van het Woord Gods verzamele, de zoete geuren van heiligheid worden verspreid, de gezichten der mensen mogen stralen, de harten met de goddelijke Geest worden vervuld en zij hemelse zielen mogen worden.
Het is in deze dagen het belangrijkste om leiding te geven aan de staten en volkeren der wereld. Het onderrichten van de Zaak is van het grootste belang, want het is de hoeksteen van het fundament. Deze miskende dienaar heeft zich dag en nacht ingezet om de Zaak te bevorderen en de mensen tot dienen aan te zetten. Hij rustte geen ogenblik voordat de roep van de Zaak Gods wijd en zijd in de wereld was verbreid en de hemelse melodieën uit het 'Abhá Koninkrijk oost en west hadden doen ontwaken. De geliefden Gods moeten dit voorbeeld volgen. Dit is het geheim van geloof; dit is de eis tot het dienen aan de Drempel van Bahá!
De discipelen van Christus vergaten zichzelf en al het aardse, verzaakten al hun verplichtingen en bezittingen, kuisten zich van zelfzucht en begeerte en verspreidden zich wijd en zijd om met volkomen onthechting de volkeren der aarde op te roepen tot de goddelijke Leiding, tot zij tenslotte de wereld tot een andere wereld maakten, de aarde verlichtten en zelfs tot hun laatste uur zelfopoffering betrachtten op de weg van deze Geliefde van God. Tenslotte stierven zij in verschillende landen de glorierijke marteldood. Laten zij, die mensen van de daad zijn, hun voetstappen drukken!
O mijn liefhebbende vrienden! Na het verscheiden van deze miskende is het de plicht van de Aghsán (Takken) en de Afnán (Twijgen) van de heilige Lotusboom, de Handen (pijlers) van de Zaak Gods en de geliefden van de Abhá Schoonheid zich te wenden tot Shoghi Effendi - de jeugdige tak, ontsproten aan de twee gewijde en heilige Lotusbomen en de vrucht, gegroeid uit de vereniging van de twee loten van de Boom van Heiligheid, - daar hij het teken Gods is, de uitverkoren tak, de behoeder van de Zaak Gods, tot wien de gehele Aghsán, de Afnán, de Handen van de Zaak Gods en Zijn geliefden zich moeten keren. Hij is de uitlegger van Gods Woord en na hem zal de eerstgeborene in rechte lijn hem opvolgen.
De heilige en jeugdige tak, de behoeder van de Zaak Gods en het Universele Huis van Gerechtigheid dat algemeen moet worden gekozen en gevestigd, staan beide onder de zorg en de bescherming van de 'Abhá Schoonheid en onder de beschutting en onfeilbare leiding van de Verhevene (moge mijn leven voor hen beide worden geofferd). Al hetgeen zij besluiten is van God. Al wie hem niet gehoorzaamt, Of het Universele Huis van Gerechtigheid niet gehoorzaamt, heeft God niet gehoorzaamd. Al wie tegen hem in opstand komt of tegen het Huis van Gerechtigheid in opstand komt, is tegen God in opstand gekomen. Al wie zich tegen hem keert, heeft zich tegen God gekeerd. Al wie hem of het Huis van Gerechtigheid bestrijdt, heeft God bestreden. Al wie met hen redetwist, heeft met God geredetwist. Al wie hem verloochent, heeft God verloochend. Al wie in hem niet gelooft, heeft niet in God geloofd. Al wie afdwaalt, zich afscheidt of zich van hem afkeert, is in waarheid afgedwaald en heeft zich afgescheiden en afgekeerd van God. De gramschap, de meedogenloze verontwaardiging, de wraak van God ruste op hem! De machtige veste moet onneembaar en veilig blijven door gehoorzaamheid aan de behoeder van de Zaak Gods. Het is de plicht van de leden van het Huis van Gerechtigheid, van alle Aghsán, Afnán en de Handen van de Zaak hun gehoorzaamheid, onderwerping en onderdanigheid aan de behoeder van de Zaak Gods te tonen, zich tot hem te wenden en ootmoedig jegens hem te zijn. Wie hem bestrijdt heeft de ene Ware bestreden en zal een breuk veroorzaken in de Zaak van God, zal Zijn woord teniet doen en een representant van het Middelpunt van Opstand worden. Hoedt u, hoedt u, opdat de dagen na het verscheiden (van Bahá'u'lláh) zich niet herhalen, toen het Middelpunt van Opstand hoogmoedig en oproerig werd en, als verontschuldiging de goddelijke Eenheid aanvoerende, zichzelf benadeelde en anderen in verwarring bracht en vergiftigde. Ongetwijfeld zal geen enkele grootspreker die onenigheid en tweedracht beoogt, openlijk voor zijn kwade bedoelingen uitkomen. Neen, veeleer zal hij, gelijk onzuiver goud, naar tal van middelen en voorwendsels grijpen, opdat hij verdeeldheid teweeg kan brengen onder het volk van Bahá. Mijn bedoeling is erop te wijzen, dat de Handen van de Zaak Gods steeds op hun hoede moeten zijn en dat zij, zodra zij bemerken dat iemand zich tegen de behoeder van de Zaak Gods begint te kanten en te verzetten, hem uit de gemeenschap van het volk van Bahá moeten stoten en geen enkele verontschuldiging van hem mogen aanvaarden. Hoe vaak werd niet een jammerlijke dwaling in het kleed van waarheid gehuld om het zaad van twijfel in het hart der mensen te zaaien!
O gij geliefden des Heren! Het is de plicht van de behoeder van de Zaak Gods bij zijn leven zijn opvolger aan te wijzen, opdat na zijn heengaan geen geschillen kunnen ontstaan. Hij die wordt benoemd moet innerlijke onthechting aan al het aardse aan de dag leggen, moet de essentie van zuiverheid zijn en moet tonen de vreze Gods, kennis, wijsheid en geleerdheid te bezitten. Zou dus de eerstgeborene van de behoeder van de Zaak Gods de waarheid van de woorden "het kind is de geheime kern van zijn vader" in wezen niet aan de dag leggen, dat wil zeggen: zou hij zijn geest (van de behoeder van de Zaak Gods) niet hebben geërfd en zou zijn glorierijke afstamming niet samengaan met een goed karakter, dan moet hij (de behoeder van de Zaak Gods) een andere tak kiezen om hem op te volgen.
De Handen van de Zaak Gods moeten uit hun eigen rijen negen personen kiezen, die zich voortdurend moeten bezighouden met de belangrijke diensten voor het werk van de behoeder van de Zaak Gods. De verkiezing van deze negen personen moet eenstemmig of bij meerderheid van stemmen door de Handen van de Zaak Gods geschieden, en deze negen moeten, hetzij eenstemmig of bij meerderheid van stemmen, hun instemming betuigen met de keuze van degene die de behoeder van de Zaak Gods tot zijn opvolger heeft gekozen. De instemming moet op zodanige wijze worden gegeven, dat niet te onderscheiden valt wie de voor- en wie de tegenstemmers waren (geheime stemming).
O vrienden! De Handen van de Zaak Gods moeten door de behoeder van de Zaak Gods worden benoemd en aangesteld. Allen moeten onder zijn beschutting staan en zijn gebod gehoorzamen. Indien iemand, binnen of buiten de kring van de Handen van de Zaak Gods, niet gehoorzaamt of verdeeldheid kweekt, dan zal de gramschap en de wraak van God over hem komen, want hij zal een breuk hebben veroorzaakt in het ware Geloof van God.
Het is de plicht van de Handen van de Zaak Gods de goddelijke geuren te verspreiden, de ziel der mensen opbouwend te beïnvloeden, kennis te bevorderen, het karakter van alle mensen te verbeteren en te allen tijde en onder alle omstandigheden toegewijd en los van al het aardse te zijn. Zij moeten de vreze Gods in hun gedrag, hun manieren, hun daden en hun woorden tonen.
Deze kern van de Handen van de Zaak Gods staat onder de leiding van de behoeder van de Zaak Gods. Hij moet hen voortdurend aansporen zich in te spannen en te trachten naar hun beste vermogen de zoete geuren van God te verspreiden en alle volkeren der wereld te leiden, want het licht van goddelijke leiding maakt, dat het gehele universum verlicht is. Dit absolute, voor een ieder bindende gebod te veronachtzamen, al ware het voor één ogenblik, is op generlei wijze toegestaan, opdat deze wereld gelijk het Abhá Paradijs worde en het oppervlak der aarde de hemel gelijk worde; opdat strijd en twist onder de volkeren, geslachten, staten en regeringen verdwijnen en alle bewoners op aarde één volk en één ras worden en de wereld één tehuis. Indien zich geschillen voordoen, moeten ze op vriendschappelijke voet en afdoende worden beslecht door het allerhoogste Tribunaal, waarin leden van alle regeringen en volkeren der wereld zitting moeten hebben.
O gij geliefden des Heren! In deze heilige Beschikking zijn tweedracht en strijd op generlei wijze toegestaan. Iedereen die daarop een aanval doet, berooft zichzelf van Gods genade. Het is een ieders plicht aan alle volkeren en bewoners der aarde, hetzij vriend of vreemdeling, de grootste liefde, correct optreden en eerlijke en oprechte vriendschap te betonen. De geest van liefde en vriendschap moet zo intens zijn, dat de vreemdeling zich een vriend, en de vijand zich een ware broeder zal voelen, zonder dat er enig verschil tussen hen bestaat. Want alomvattendheid is van God en alle beperkingen zijn aards. Dus moet de mens ernaar streven dat zijn wezen deugden en volmaaktheden aan de dag legt, waarvan het licht iedereen zal beschijnen. Het licht van de zon schijnt over de gehele wereld en de weldadige regens van goddelijke voorzorg vallen op alle mensen neer. De bezielende bries doet ieder levend schepsel herleven en alle met leven begiftigde wezens krijgen hun deel aan Zijn hemelse dis. Op dezelfde wijze moeten de liefde en vriendelijkheid der dienaren van de ene ware God in overvloedige alomvattendheid aan de gehele mensheid worden geschonken. Van dit standpunt uit bezien zijn restricties en begrenzingen geenszins toegestaan.
Daarom, O mijn liefhebbende vrienden, gaat met alle volkeren, rassen en godsdiensten der wereld om met de grootste waarheidsliefde, oprechtheid, trouw, vriendelijkheid, goedheid en welwillendheid, opdat de gehele bestaande wereld vervuld worde van de heilige verrukking van de genade van Bahá; opdat onwetendheid, vijandschap, haat en wrok uit de wereld mogen verdwijnen en het duister van de verwijdering tussen de volkeren en rassen der wereld moge wijken voor het licht van eenheid. Als andere volkeren en staten u ontrouw zijn, betoont hun uw trouw; als zij onrechtvaardig zijn jegens u, toont hun uw rechtvaardigheid; als zij zich vijandig tonen, weest vriendelijk tegen hen; als zij uw leven vergallen, verzoet hun ziel; als zij u een wonde toebrengen, weest dan een balsem voor hun wonden. Dat zijn de eigenschappen van de oprechte! Dat zijn de hoedanigheden van de waarheidslievende.
En nu betreffende het Huis van Gerechtigheid (Baytu'l-Adl,) dat God heeft ingesteld als de bron van al het goede en heeft vrijgemaakt van elke dwaling. Het moet bij algemene verkiezing, dat wil zeggen door de gelovigen worden gekozen. Zijn leden moeten een toonbeeld van de vreze Gods en bronnen van kennis en begrip zijn: zij moeten standvastig zijn in het Geloof van God en het welzijn van de gehele mensheid voorstaan. Met dit Huis wordt bedoeld het Universele Huis van Gerechtigheid; dat wil zeggen, in ieder land moet een secundair Huis van Gerechtigheid worden ingesteld en deze secundaire Huizen van Gerechtigheid moeten de leden van het Universele Huis van Gerechtigheid kiezen. Aan dit lichaam moet alles worden voorgelegd. Het vaardigt alle verordeningen en bepalingen uit welke niet uitdrukkelijk in de heilige tekst worden aangetroffen. Door dit lichaam moeten alle moeilijke problemen worden opgelost en de behoeder van de Zaak Gods staat zijn leven lang toegewijd aan het hoofd en is er het voornaamste lid van. Als hij de beraadslagingen niet persoonlijk kan bijwonen, dan moet hij iemand aanwijzen die hem kan vertegenwoordigen. Als een der leden een zonde begaat die schadelijk is voor het algemeen welzijn, dan heeft de behoeder van de Zaak Gods naar eigen goeddunken het recht hem te verwijderen, waarna men een ander in zijn plaats moet kiezen. Dit Huis van Gerechtigheid vaardigt de wetten uit en het bestuur legt ze ten uitvoer. Het wetgevende lichaam moet de uitvoerende macht versterken, de uitvoerende macht moet het wetgevende lichaam helpen en bijstaan, opdat door de innige saamhorigheid en eensgezindheid van deze twee machten de grondslag van oprechtheid en gerechtigheid hecht en sterk worde en alle gebieden ter wereld het Paradijs gelijk mogen worden.
O Heer, mijn God! Sta Uw geliefden bij sterk te zijn in Uw Geloof, Uw wegen te volgen en standvastig te zijn in Uw Zaak. Verleen hun Uw genade om de aanvallen van zelfzucht en hartstocht te weerstaan, opdat zij het licht van goddelijke Leiding kunnen volgen. Gij zijt de Machtige, de Genadige, de Bij-Zich-Bestaande, de Schenker, de Meedogende, de Almachtige, de Almildadige.
O vrienden van `Abdu'l-Bahá! de Heer heeft, als een teken van Zijn oneindige milddadigheden, Zijn dienaren genadiglijk een gunst verleend door een voorziening te treffen voor het storten van een vaste geldelijke bijdrage (Huqúq), om eerbiedig aan Hem te worden afgedragen ofschoon Hij, de Ware en Zijn dienaren te allen tijde onafhankelijk zijn geweest van al het geschapene en God waarlijk de Albezittende is, verheven boven de behoefte van enige gift van Zijn schepselen. Deze vaste geldelijke bijdrage maakt evenwel, dat de mensen sterk en standvastig worden en goddelijke overvloed tot zich trekken. Het moet geschonken worden via de behoeder van de Zaak Gods, zodat het besteed kan worden voor de verspreiding van de geuren Gods en de verheerlijking van Zijn woord, voor liefdadige doeleinden en voor het algemeen welzijn.
O gij geliefden des Heren! Het is uw plicht aan alle rechtvaardige vorsten onderdanig te zijn en aan iedere rechtschapen koning uw trouw te tonen. Dient de heersers der aarde met uiterste oprechtheid en trouw. Betoont hun gehoorzaamheid en weest hun welgezind. Mengt u niet in politieke zaken zonder hun verlof en toestemming, want ontrouw aan een rechtvaardige heerser betekent ontrouw aan God.
Dit is mijn raad, en Gods gebod aan u. Wel gaat het hen die hiernaar handelen.
Deel IIO Gij, mijn Heer, Verlangen van mijn hart, Dien ik steeds aanroep, Die mijn Bijstand en mijn Beschutting, mijn Helper en mijn Toevlucht zijt! Gij ziet mij ondergedompeld in een zee van rampspoeden die mijn ziel overweldigen, van beproevingen die het hart terneer drukken, van smarten die Uw schare uiteendrijven, van rampen en leed die Uw kudde verstrooien. Smartelijke bezoekingen omringen mij en gevaren sluiten mij van alle zijden in. Gij ziet mij, gedompeld in een zee van onovertroffen tegenspoed, verzonken in een bodemloze afgrond, gekweld door mijn vijanden en verteerd door de vlam van haat die is aangewakkerd door mijn verwanten met wie Gij uw hechte Verbond en Uw sterke Testament sloot, waarin Gij hun gebood hun hart naar deze miskende te keren, de dwazen en onrechtvaardigen van mij weg te houden en alles in Uw heilige Boek waarover zij van mening verschillen, aan deze eenzame voor te leggen, zodat de Waarheid aan hen geopenbaard, hun twijfel verdreven en Uw duidelijke Tekenen overal verbreid zullen worden.
En toch ziet Gij nu, O Heer, mijn God! met Uw oog dat niet slaapt, hoe zij Uw Verbond hebben verbroken en zich daarvan hebben afgewend, hoe zij zich vol haat en opstandigheid van Uw Testament hebben verwijderd en met kwade bedoelingen zich hebben verenigd.
De tegenspoeden werden nog zwaarder toen zij zich verenigden om mij met ondraaglijke wreedheid te overstelpen en te verpletteren, en zij her en der hun twijfelzinnige geschriften verspreidden en valselijk mij hun lasteringen naar het hoofd slingerden. Hiermede niet voldaan, heeft hun leider, O mijn God, het gewaagd Uw Boek te interpoleren, Uw vaststaande heilige Tekst bedrieglijk te veranderen en dat wat door Uw alglorierijke Pen is geopenbaard, te vervalsen. Hij was zelfs zo kwaadaardig om die dingen, die Gij had geopenbaard voor degene die U de ergste wreedheid heeft aangedaan, niet in U heeft geloofd en ook Uw wondere tekenen heeft verloochend, in te voegen op de plaats waar Gij het had geopenbaard voor deze, Uw overal miskende dienaar. Dit alles deed hij om de mensen te misleiden en slechte influisteringen in de oren van de U toegewijden te blazen. Daarvan legde hun tweede hoofdman getuigenis af; hij bekende dit in zijn eigen handschrift, zegelde het en verspreidde het over alle gebieden. O mijn God! Bestaat er een zwaarder onrecht? En nog rustten zij niet, doch zij gingen hardnekkig voort tweespalt te veroorzaken, binnen de regering van dit land en elders, met bedrog, kwaadsprekerij, hoon en laster, waardoor men mij beschouwde als de opruier die de gedachten bezoedelt met dingen die het oor verafschuwt te horen. Aldus raakte de regering gealarmeerd, werd de vorst door angst bevangen en werd de adel wantrouwig. De gemoederen kwamen in beroering, er heerste verwarring, de mensen waren tot in hun ziel verontrust, het vuur van zieleleed en droefheid ontbrandde in hun hart, en de heilige Bladeren (van het Gezin) waren diep geschokt; zij weenden bittere tranen, zij zuchtten en weeklaagden en hun hart brandde in hun binnenste wanneer zij deze Uw verdrukte dienaar bejammerden, die als slachtoffer in handen was gevallen van zijn verwanten, nee, zijn vijanden.
Heer! Gij ziet alle dingen mij bewenen en mijn verwanten zich verheugen in mijn ellende. Bij Uw heerlijkheid, O mijn God! Zelfs onder mijn vijanden hebben sommigen geweeklaagd over mijn moeilijkheden en mijn benardheid, en een aantal afgunstigen heeft tranen gestort over mijn zorgen, mijn verbanning en mijn leed. Dat kwam omdat zij in mij niet anders dan toewijding en zorg aantroffen en getuige waren van niets dan vriendelijkheid en barmhartigheid. Toen zij zagen hoe ik werd meegesleept in de stroom van rampspoed en tegenspoed, en zelfs het doelwit werd van de pijlen van het lot, waren zij tot in hun hart geraakt door mededogen, zij kregen de tranen in de ogen en zij getuigden "de Heer is ons tot getuige, van hem hebben wij niets anders ondervonden dan trouw, edelmoedigheid en buitengewoon mededogen." De Verbondsbrekers, voorboden van het kwaad, werden evenwel nog feller in hun wraakgevoelens en verheugden zich toen ik het slachtoffer werd van de smartelijkste beproeving; zij kwamen tegen mij op en maakten zich vrolijk over de hartverscheurende gebeurtenissen rondom mij.
Ik doe een beroep op U, O Heer mijn God! met mijn tong en geheel mijn hart, hen hun wreedheid, misdaden, sluwheid en boosaardigheid niet te vergelden, want zij zijn dwaas en verachtelijk en weten niet wat zij doen. Zij zien het verschil niet tussen goed en kwaad, evenmin als zij gelijk van ongelijk en recht van onrecht kunnen onderscheiden. Zij volgen hun eigen begeerten en treden in de voetstappen van de meest onvolmaakte dwazen onder hen. O mijn Heer! Heb genade met hen, behoed hen tegen alle rampspoeden in deze roerige tijden en vergun dat alle beproevingen en moeilijkheden het lot zijn van deze Uw dienaar die in deze duistere afgrond is terecht gekomen. Bestem mij voor alle smart en maak mij tot een offer voor al Uw geliefden. O Heer, de Allerhoogste! Moge mijn ziel, mijn leven, mijn aanzijn, mijn geest, mijn ganse wezen voor hen worden geofferd. O God, mijn God! Nederig smekende en in het stof gebogen, bid ik tot U met al het vuur van mijn aanroeping om elkeen die mij heeft gekwetst te vergeven, hem die tegen mij heeft samengespannen en mij heeft beledigd vergiffenis te schenken, en de misdaden van hen die mij onrecht aandeden, uit te wissen. Verleen hun genadiglijk Uw goede gaven, schenk hun vreugde, bevrijd hen van droefenis, geef hun vrede en voorspoed, schenk hun Uw zegen en stort over hen Uw milddadigheid uit.
Gij zijt de Machtige, de Genadige, de Helper in nood, de Bij-Zich-Bestaande!
O innig geliefde vrienden! Ik ben nu in zeer groot gevaar en zelfs de hoop nog een uur te leven is voor mij verkeken. Ik ben daarom gedwongen deze regels te schrijven ter bescherming van de Zaak Gods, tot behoud van Zijn Wet, ter beveiliging van Zijn Woord en van Zijn Leer. Bij de Aloude Schoonheid! Deze miskende heeft op generlei wijze ooit een wrok jegens iemand gekoesterd, evenmin doet hij dat thans; hij draagt niemand een kwaad hart toe en hij uit geen woord dan voor het welzijn van de wereld. Mijn allerhoogste plicht noodzaakt mij echter de Zaak Gods te behoeden en te bewaken. Derhalve geef ik u met groot leedwezen deze raad: "Behoedt gij de Zaak van God, beschermt Zijn Wet en vreest onenigheid met groten vreze. Dit is de grondslag van het geloof van het volk van Bahá (moge mijn leven voor hen worden geofferd). De Verhevene (de Báb) is de Manifestatie van de eenheid en het eenzijn van God en de Voorloper van de Aloude Schoonheid. De Abhá Schoonheid (moge mijn leven een offer zijn voor Zijn standvastige vrienden) is de allerhoogste Manifestatie van God en de Dageraad van Zijn goddelijkste Wezen. Alle anderen zijn Zijn dienaren en volgen Zijn gebod." Iedereen moet zich tot het heiligste Boek keren en al hetgeen daarin niet uitdrukkelijk is bepaald, moet aan het Universele Huis van Gerechtigheid worden voorgelegd. Hetgeen dit lichaam eenstemmig of bij meerderheid van stemmen besluit, is waarlijk de Waarheid en het Plan van God. Al wie daarvan afwijkt, behoort waarlijk tot hen die de tweedracht liefhebben, boosaardigheid tonen en zich afwenden van de Heer des Verbonds. Met dit Huis wordt bedoeld het Universele Huis van Gerechtigheid dat uit alle landen moet worden gekozen, dat wil zeggen, uit alle gebieden in oost en west waar de geliefden wonen, op de manier van verkiezen zoals die in westerse landen, b.v. in Engeland, gebruikelijk is.
Het is de plicht van de leden (van het Universele Huis van Gerechtigheid) op een bepaalde plaats samen te komen en te beraadslagen over alle problemen die tot een geschil hebben geleid, over kwesties die onduidelijk zijn en over aangelegenheden die niet uitdrukkelijk in het Boek vermeld staan. Wat zij ook besluiten, het heeft dezelfde uitwerking als de Tekst zelf. En aangezien het Huis van Gerechtigheid de macht heeft wetten uit te vaardigen die niet uitdrukkelijk in het Boek staan vermeld en die dagelijkse zaken betreffen, heeft het eveneens de macht deze te herroepen. Zo kan bij voorbeeld het Huis van Gerechtigheid nu een bepaalde wet uitvaardigen en doen uitvoeren, en kan honderd jaar later, als de omstandigheden grondig zijn veranderd, een ander Huis van Gerechtigheid de macht hebben, naar gelang van de eisen van die tijd, die wet te veranderen. Het kan dit doen, omdat die wet geen deel uitmaakt van de uitdrukkelijke goddelijke tekst. Het Huis van Gerechtigheid is zowel de Insteller als de Afschaffer van zijn eigen wetten.
En nu is het een van de belangrijkste en fundamenteelste beginselen van de Zaak Gods, de Verbondsbrekers volkomen te schuwen en uit de weg te gaan, want zij willen de Zaak Gods totaal vernietigen, Zijn Wet uitroeien en geen waarde hechten aan alle in het verleden aangewende krachtsinspanningen. O vrienden! het betaamt u zich met tedere gevoelens de beproevingen van de Verhevene voor de geest te halen en uw trouw te tonen aan de Immergezegende Schoonheid. Tot het uiterste moet gij zich inspannen opdat al dit leed, deze beproevingen en smarten, al dit reine en heilige bloed dat zo overvloedig op de Weg van God werd vergoten, niet vergeefs zal zijn geweest. Gij weet maar al te goed wat het Middelpunt van Opstand, Mirza Muhammad 'Alí en zijn metgezellen hebben aangericht. Een van zijn wandaden is het vervalsen van de heilige Tekst, zoals gij allen weet en, de Heer zij geprezen, gij weet ook dat het duidelijk is bewezen en bevestigd door de getuigenis van zijn broeder Mirza Badí'u'lláh, wiens bekentenis in zijn eigen handschrift is geschreven, zijn zegel draagt en is gedrukt en verspreid. Dit is slechts één van zijn wandaden. Kan men zich een dwaling indenken die zo ten hemel schreiend is als het interpoleren van de heilige Tekst? Neen, bij de gerechtigheid Gods! Zijn overtredingen zijn opgeschreven en opgetekend in een apart vlugschrift. God geve dat gij het nauwkeurig zult lezen.
In het kort zal, overeenkomstig de duidelijke goddelijke Tekst, het geringste vergrijp deze man tot een gevallen schepsel maken, en welke overtreding is zwaarder dan de poging het goddelijke Bouwwerk te vernietigen, het Verbond te verbreken, zich van het Testament af te keren, de heilige Tekst te vervalsen, het zaad van twijfel te zaaien, `Abdu'l-Bahá te belasteren, aanspraken te maken waarvoor God geen machtiging heeft neergezonden, tot kwaad aan te stoken en zelfs te pogen het bloed van `Abdu'l-Bahá te vergieten, en vele andere dingen waarvan gij allen op de hoogte zijt. Zo is het duidelijk dat, als deze man erin zou slagen een scheuring in de Zaak Gods teweeg te brengen, hij die geheel zal vernietigen en uitroeien. Hoedt u ervoor deze man te naderen, want hem te naderen is erger dan het vuur te naderen!
Genadige God! Nadat Mirza Badí'u'lláh in zijn eigen handschrift had verklaard dat deze man (Muhammad 'Alí) het Verbond had verbroken en zijn vervalsing van de heilige Tekst had bekend gemaakt, besefte hij dat, door terug te keren tot het ware Geloof, en zijn trouw te betuigen aan het Verbond en het Testament, hij op generlei wijze zijn zelfzuchtige begeerten zou kunnen bevredigen. Daarop toonde hij berouw over hetgeen hij had gedaan en poogde heimelijk zijn gedrukte bekentenissen in te trekken, spande in het geheim met het Middelpunt van Opstand tegen mij samen en hield hem dagelijks op de hoogte van alles wat er in mijn huishouding voorviel. Hij speelde zelfs een leidende rol in de onlangs gepleegde moedwillige wandaden. God zij geloofd, keerde het vroegere evenwicht terug en kregen de geliefden weer enigermate rust. Maar vanaf de dag dat hij weer in ons midden kwam, begon hij opnieuw opruiende tweedracht te zaaien. Enkele van zijn kuiperijen en intriges zullen worden opgetekend in een apart vlugschrift.
Het is evenwel mijn oogmerk aan te tonen, dat het de plicht is van de vrienden die standvastig en sterk staan in het Verbond en het Testament, steeds op hun hoede te zijn, opdat niet na het heengaan van deze miskende, die waakzame en actieve kwaadstichter een scheuring kan veroorzaken, in het geheim het zaad van twijfel en tweedracht zaaien, en de Zaak Gods volkomen uitroeien. Duizend maal zeg ik u, schuwt de omgang met hem. Weest zeer op uw hoede. Zie toe en onderzoek dat, indien iemand de geringste betrekking met hem onderhoudt, gij hem uit uw midden werpt, want hij zal voorzeker een breuk veroorzaken en onheil stichten.
O gij geliefden des Heren! Tracht met geheel uw hart de Zaak Gods te beschermen tegen de aanval der onoprechten, want dezulken zullen wat recht is krom maken, en ervoor zorgen dat alle pogingen ten goede tegenovergestelde resultaten zullen opleveren.
O God, mijn God! Ik roep U, Uw Profeten en Uw Boodschappers, Uw heiligen en gewijden tot getuige, dat ik Uw bewijzen nadrukkelijk aan Uw geliefden heb verkondigd en alle dingen duidelijk aan hen heb uiteengezet, opdat zij over Uw Geloof waken, Uw rechte weg behoeden, en Uw luisterrijke Wet beschermen. Gij zijt, waarlijk, de Alwetende, de Alwijze!
Deel IIIO mijn God! mijn Geliefde, het Verlangen van mijn hart! Gij weet, Gij ziet hetgeen deze Uw dienaar die zich aan Uw deur heeft verootmoedigd, is overkomen, en Gij kent de zonden die tegen hem bedreven zijn door het kwaadwillige volk, zij die Uw Verbond hebben verbroken en zich van Uw Testament hebben afgekeerd. Overdag kwelden zij mij met de pijlen van haat, en 's nachts spanden zij heimelijk samen om mij te kwetsen. Bij het gloren van de dag voerden zij die dingen uit, die de hemelse Heirscharen deden weeklagen, en bij het vallen van de avond trokken zij het zwaard van tyrannie tegen mij, en in de aanwezigheid van de goddelozen schoten zij de pijlen van laster naar mij af. Ondanks hun wandaden verdroeg Uw ootmoedige dienaar geduldig iedere kwelling en beproeving die zij hem aandeden, schoon hij door Uw invloed en macht hun woorden kon hebben vernietigd, hun vuur had kunnen blussen en de vlam van hun opstandigheid had kunnen doven.
Gij ziet, O mijn God! hoe mijn lankmoedigheid, mijn verdraagzaamheid en mijn zwijgen hebben bijgedragen tot hun wreedheid, brutaliteit en trots. Bij Uw Glorie, O Geliefde! Zij hebben niet in U geloofd en zijn zo opstandig tegen U geweest dat zij mij geen ogenblik rust hebben gegund, zodat ik mij niet op gepaste wijze kon opmaken Uw Woord onder de mensheid te verkondigen en kon dienen aan Uw heilige Drempel met een hart dat overvloeit van een vreugde die de bewoners van het 'Abhá Koninkrijk eigen is.
Heer! De beker van mijn ellende loopt over en van alle kanten treffen harde slagen mij. De pijlen van kwelling en smart omringden mij en regenden op mij neer. Aldus werd ik door beproevingen overspoeld, en door de aanvallen van de vijanden veranderde mijn kracht in innerlijke zwakte terwijl ik alleen en verlaten temidden van mijn ellende stond. Heer! Heb erbarmen met mij, hef mij tot U op en laat mij drinken uit de Kelk van Martelaarschap, want de wijde wereld heeft in al zijn uitgestrektheid geen plaats meer voor mij.
Gij zijt waarlijk, de Barmhartige, de Meedogende, de Genadige, de Almilddadige!
O gij, de ware, oprechte, trouwe vrienden van deze miskende! Een ieder weet en gelooft welke rampen en kwellingen deze miskende, deze gevangene door toedoen van de verbrekers van het Verbond zijn overkomen, toen de Zon der wereld was ondergegaan en zijn hart werd verteerd door het vuur van dit zware verlies.
Toen begonnen plotseling in alle delen der aarde de vijanden van God voordelen te trekken uit het verscheiden van de Zon der Waarheid en vielen onverwachts met al hun kracht aan; onder deze omstandigheden en tijdens zo'n grote ramp begonnen de Verbondsbrekers zich met alle macht en uiterste wreedheid te roeren, met de bedoeling schade aan te richten, en de geest van vijandschap aan te wakkeren. Ieder ogenblik bedreven zij een misdaad en beijverden zich om ernstig oproer te verwekken en het bouwwerk van het Verbond te vernietigen. Maar deze verdrukte, deze gevangene, deed het uiterste om hun daden te verdoezelen, opdat zij wellicht spijt en berouw zouden krijgen. Zijn lankmoedigheid en verdraagzaamheid ten aanzien van deze minderwaardige daden maakten, dat de opstandigen steeds brutaler en overmoediger werden; totdat zij met hun eigenhandig geschreven vlugschriften die zij lieten drukken en overal verspreidden, het zaad van twijfel zaaiden, in de veronderstelling dat zulke dwaze daden het Verbond en het Testament konden wegvagen.
Daarop sloegen de geliefden van God de handen in elkaar, vervuld van het grootste vertrouwen en standvastigheid en, geholpen door de macht van het Koninkrijk, de goddelijke Kracht, de hemelse Genade en de nooit falende hulp en milddadigheid uit den Hoge, weerstonden zij de vijanden van het Verbond met bijna zeventig verhandelingen; daarin weerlegden zij de twijfelachtige en kwaadstichtende brochures met afdoende bewijzen, onmiskenbare getuigenissen en duidelijke teksten uit de heilige Geschriften. Op deze wijze werden de listen van het Middelpunt van Opstand verijdeld, werd hij getroffen door de wrake Gods en zonk hij weg in een vernederende schande die zal duren tot de Dag des Oordeels. Mensen van een laag en rampzalig gehalte die aan de verliezende kant staan, zijn er slecht aan toe.
En toen zij zich verloren waanden, wanhopig werden in hun vruchteloze pogingen tegen de geliefden van God, zagen boe de Banier van Zijn Testament naar alle windstreken uitwaaide en getuige waren van de macht van het Verbond van de Barmhartige, laaide de vlam van afgunst op buitensporige wijze in hen op. Met de grootst mogelijke inspanning, wraakgevoelens en vijandschap sloegen zij een andere richting in, volgden een andere weg en smeedden een ander plan; zij wakkerden de vlam van opstand binnen de regering aan en zo lieten zij het voorkomen als was deze miskende, deze gevangene, de aanstichter van strijd, de vijand van de regering en een hater en een tegenstander van de kroon. Wellicht zal `Abdu'l-Bahá ter dood worden gebracht en zijn naam in vergetelheid raken, waardoor er een strijdperk kan worden geopend voor de vijanden van het Verbond, waar zij, gezeten op hun strijdros, kunnen binnenrijden en een ieder zware verliezen toebrengen en zelfs het fundament van het bouwwerk van de Zaak vernietigen. Want de handel en wandel van dit verraderlijke volk is zo weerzinwekkend dat het zich gedraagt als de bijl die de wortel van de gezegende Boom aantast. Zou hun worden toegestaan zo voort te gaan, dan zouden zij binnen weinige dagen de Zaak Gods, Zijn Woord en zichzelf uitroeien.
Daarom moeten de geliefden des Heren hen volkomen schuwen en uit de weg gaan, hun kuiperijen en boze influisteringen verijdelen en de Wet van God en Zijn Geloof behoeden; een ieder moet voortdurend overal de zoete geuren van God verspreiden en naar beste kunnen Zijn leringen verkondigen.
Wanneer iemand, of wanneer een samenkomst, een beletsel wordt voor de verspreiding van het licht van Geloof, moeten de geliefden beraadslagen en zeggen: "Van alle gaven van God is onderricht de grootste genade. Onderricht trekt de genade Gods aan en is onze voornaamste plicht. Hoe kunnen wij onszelf zulk een gave onthouden? ja, ons leven, ons bezit, ons gemak, onze rust, dit alles offeren wij op voor de 'Abhá Schoonheid en onderrichten de Zaak van God". Wij moeten echter voorzichtigheid en behoedzaamheid in acht nemen, zoals in het Boek staat geschreven. De sluier moet nimmer plotseling vaneen worden gescheurd. De Heerlijkheid der Heerlijkheden ruste op u.
O gij, de trouwe geliefden van `Abdu'l-Bahá. Het is uw plicht de grootste zorg te dragen voor Shoghi Effendi, de twijg die ontsproten, de vrucht die ontstaan is uit de twee geheiligde en goddelijke Lotusbomen, zodat geen spoor van moedeloosheid en verdriet zijn stralende natuur zal bevlekken; zodat hij dag aan dag kan winnen aan geluk, vreugde en vergeestelijking en zal opgroeien tot een vruchtbare boom.
Want hij is na `Abdu'l-Bahá, de behoeder van de Zaak van God en de Afnán, de Handen (pijlers) van de Zaak en de geliefden van de Heer moeten hem gehoorzamen en zich tot hem keren. Wie hem niet gehoorzaamt, heeft God niet gehoorzaamd; wie zich van hem afkeert, heeft zich van God afgekeerd en wie hem verloochent, heeft de Ware verloochend. Hoedt u, opdat niemand deze woorden verkeerd uitlegt en niemand - zoals zij die na de dag van het verscheiden (van Bahá'u'lláh) het Verbond verbraken - een voorwendsel aanvoert, de vlag van opstand hijst, weerspannig wordt en de deur voor valse uitlegging wijd openzet. Aan niemand is het recht gegeven zijn eigen mening uit te spreken, of zijn bepaalde overtuiging naar voren te brengen. Allen moeten leiding zoeken en zich tot het Middelpunt van de Zaak en het Huis van Gerechtigheid wenden. En wie zich tot iets anders keert, begaat werkelijk een smartelijke dwaling.
De Heerlijkheid der Heerlijkheden ruste op u!