De Zeven Valleien van Bahá'u'lláh (de geestelijke Vader van de Bahá'í Beschikking) kan beschouwd worden als het hoogst bereikbare op het gebied van mystieke verhandelingen. Deze diepgaande verhandeling werd geschreven in antwoord op vragen van rechter Shaykh Muhyi'd-Dín in Khaniqín, een stad in Iráq die vlak bij de Perzische grens ligt, noordoostelijk van Baghdád. De rechter bleek een aanhanger te zijn van de Súfí levensbeschouwing die twaalfhonderd jaar geleden in Irán ontstond als een mystieke beweging binnen de Islám. Het doel van de Súfís was om door middel van meditatie en gebed, contemplatie en geestvervoering de Tegenwoordigheid van God te bereiken. Er werd een speciale terminologie ontwikkeld om de stadia van geestelijke vorderingen aan te duiden. Enkele Súfís hingen de idee aan dat zij God rechtstreeks konden bereiken zonder Muhammad of andere Profeten daarbij nodig te hebben. Deze zienswijze leidde logischerwijze tot de overtuiging dat zij vrijgesteld waren van de wetten van hun religie en dat het geweten, zo niet voor de grote massa, dan toch voor hen als een veilige geleide gold. De bekendste Perzische mystici Jalálu'd-Dín Rúmí en al-Ghaz-zálí bestreden deze opvatting met de verklaring dat men de goddelijke Tegenwoordigheid alleen kon bereiken door de wetten van God, zoals die door Zijn Boodschappers waren geopenbaard, te gehoorzamen.
Shaykh Muhyí'd-Dín was ongetwijfeld vertrouwd met de geschriften van de Perzische Súfí, Farídu'd-Dín 'Attár. 'Attár was een zeer toepasselijke naam voor hem, daar hij van beroep parfumeur was voordat hij filosoof werd. 'Attárs meest gewaardeerde werk was de Mantiqu't-Tayr, of Samenspraak der Vogels. Daarin wordt de reis van de ziel gevolgd door de zeven valleien heen, nl. die van Onderzoek, Liefde, Kennis, Onthechting, Eenmaking, Verwondering en Vernietiging. In Zijn Perzische Zeven Valleien hanteerde Bahá'u'lláh een dergelijk, alhoewel niet identiek patroon, dat de zeven stadia van voortgang van de ziel aangeeft tot aan het einddoel van zijn bestaan. Bahá'u'lláh schreef dit werk na Zijn terugkeer in Baghdád uit de bergen van Sulay-maniyyih, waar Hij zich twee jaar had teruggetrokken. Het onderwerp is wezenlijk tijdloos en ruimteloos, het gaat om de innerlijke waarden van de religie. De geestelijke waarden zijn in alle gevestigde religies dezelfde en zij vormen de grondslag van geloof. Dit is ook de strekking van de verkondiging van Bahá'u'lláh in verband met Zijn Geloof: "Dit is het onveranderlijke geloof van God, eeuwig in het verleden, eeuwig in de toekomst."
De maatschappelijke leringen van het Bahá'í-geloof zijn pasklaar voor de 20e eeuw en voor vele toekomstige generaties, en wijken heel duidelijk af van de ethiek van vorige beschavingen en religieuze stelsels. Maar in de Zeven Valleien wordt gesproken over het Koninkrijk dat niet van deze wereld is en er is geen fundamenteel verschil met de Bergrede of met Muhammads beschrijving van God, de Barmhartige, de Meedogende.
In de Zeven Valleien staat dat wij de Tegenwoordigheid van God kunnen bereiken door naar de boodschap van de Manifestatie van God voor deze tijd te luisteren. Een gewoon mens, en zelfs een buitengewoon mens, kan niet verwachten ooit een Christus te worden. Geen mens kan door het opnemen van kennis fysiek ook maar een centimeter groeien; evenmin kan een distel vijgen voortbrengen. Niemand kan er aanspraak op maken, dat hij identiek kan worden met de Essentie van God, daar niemand in het bezit is van oneindige kracht, kennis en goedheid. Maar iedereen, hoe nederig zijn afkomst ook mag zijn, kan de eigenschappen van God verwerven door zich te onderwerpen aan de goddelijke wetten en na te denken over het Woord van God, dat door de grote Profeten is geopenbaard. Degene die het einddoel van het mystieke zoeken, de Tegenwoordigheid van God bereikt, heeft de Manifestatie van God voor deze dag erkend en heeft zich, door Zijn instructies te volgen, getooid met die hemelse hoedanigheden die hem in staat stellen zich naar de Geliefde te begeven. Zo iemand zal nimmer beweren dat hij zelf goddelijk is, maar zijn daden zullen voor hem spreken. Men zal zich misschien het verhaal herinneren van de Perzische man die zijn zoon meenam naar een prachtige tuin waar veel mensen waren samengekomen om te bidden. Nadat er een uur gebeden waren gezonden, keek de jongen rond en zag dat vele gelovigen niet in gebed, maar in slaap verzonken waren. Hij zei tegen zijn vader: "Zijn wij niet beter dan al die anderen, die zitten te slapen inplaats van te bidden?" De vader antwoordde alleen maar: "Jij zou inderdaad beter zijn als je die vraag niet had gesteld."
In de Vallei van (de) Eenheid verwijzen de verzen van Rúmí aangaande Khidr naar de geschiedenis in de Koran (Surah 18:70), die gaat over de goddelijke Boodschapper die door Mozes wordt vergezeld op zoek naar leiding. Ze gingen scheep op een boot die de Boodschapper liet vergaan. Deze handelwijze verbaasde Mozes. "Wat", zei hij, "hebt u er een gat in gemaakt om de bemanning te laten verdrinken?" Later legde de Boodschapper uit dat de boot "aan arme mensen toebehoorde die op zee aan het zwoegen waren, en het leek me goed de boot te beschadigen, want achter hen voer een koning die ieder schip met geweld in beslag nam." Dit incident heeft twee betekenissen. De eerste is dat een schepsel op zijn gebrekkige weegschaal de handelwijze van de Schepper niet mag afwegen; de tweede dat een uit de hemel neergezonden ramp voorbeschikt kan zijn en uit dien hoofde genade betekent.
In de Vallei van Verwondering staat een regel die is aangehaald uit Saná'í over de onmogelijkheid om het Woord van God alleen met het verstand te begrijpen. De dichter vraagt of een spin een Phoenix kan verschalken. De Phoenix, een mythische vogel die 1000 jaar kan worden, heeft in de theologie van vele volkeren een vooraanstaande plaats ingenomen. Men zegt dat de vogel, een solitair schepsel, een bek had die leek op een fluit met honderd gaten, die elk een mystieke toon lieten weerklinken. Als de Phoenix zijn dood voelt naderen, maakt hij zijn eigen brandstapel, laat een treurlied horen en wakkert het vuur aan met zijn veren waardoor het hoog oplaait. Als de gloeiende sintels op een enkel vonkje na zijn gedoofd, rijst er als door een wonder een nieuwe Phoenix uit de as op. In antwoord op een vraag hieromtrent heeft de Behoeder van het Bahá'í-geloof destijds uitgelegd dat de Phoenix "in geen enkel opzicht verband houdt met de Manifestatie, maar dat het in dichterlijke zin wordt gebruikt om het begrip van iets onsterfelijks over te brengen, of van iets dat uit vernietiging oprijst..."
Hoewel de inhoud van de Zeven Valleien esoterisch lijkt en ietwat verwijderd van het gewone dagelijkse leven, kan men er toch een ruime algemene betekenis met een praktische kant aan ontdekken. Er wordt van uitgegaan dat iemand die werkelijk is bevangen door liefde voor God zich in zijn gedrag spontaan zal uiten ten gunste van gerechtigheid, waarheid, integriteit en barmhartigheid en andere heilige karaktertrekken die door de Manifestatie van de Geliefde worden ingeprent.
Te vaak heeft de wereld te lijden gehad van mensen die aan de buitenkant vroom waren en pijlers van de kerk en ornamenten van de gemeenschap leken, vol overtuiging dat zij "gered" waren en dat zij straffeloos de grondregels van goed gedrag terzijde konden schuiven. De "geredden" gaven op die manier blijk van de dubbele moraal, er daarbij van uitgaande dat zij voor zichzelf andere regels konden vaststellen dan voor de kudde. Deze eigengerechtigden zijn dan ook zeker geen klankborden geworden van de leringen en verordeningen van nieuwe profeten. Jezus maakte zich niet druk om de "rechtvaardige" gerespecteerde schriftgeleerden en Farizeeërs te redden. Hij gaf Zijn zegen niet aan degenen die ervan overtuigd waren dat zij al zalig waren, maar aan de zondaren die bleven hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Ware mystiek is niet de toevlucht voor de schurk noch de veilige haven voor degene die zichzelf liefheeft, of de vrijplaats voor degene die zijn sociale verantwoordelijkheden ontvlucht. Door de Zeven Valleien heen loopt de Uitverkoren Weg die leidt naar Kennis van God en dienstbaarheid aan de mens.
[Inleiding door Robert L. Gulick Jr. bij de Amerikaanse uitgave van De Zeven Valleien].
De Zeven ValleienIn de Naam van God, de Goedertierene, de Barmhartige.
Geloofd zij God die het zijn uit het niet-zijn heeft geschapen, die in de tafel van de mens voor immer de bestaande mysteriën heeft gegrift. Door de Bayán leerde Hij hem datgene wat hij niet wist en schonk Hij degenen die geloofden en zich overgaven een stralend Boek. Hij bracht de mens ertoe in deze donkere en verwarde tijd de schepping van alle dingen (Kullu Shay') te erkennen en vanuit de hoogste hoogte der eeuwigheid in de Volmaakte Tempel1 een nieuwe melodie te doen horen, opdat ieder schepsel zelf en in zichzelf zal kunnen getuigen van de Manifestatie van zijn God, want waarlijk er is geen andere God dan Hij en dat zodoende ieder schepsel zijn weg zal mogen vinden tot de top der werkelijkheden totdat de mens niets zal kunnen aanschouwen zonder er God in te herkennen.
En ik loof en verheerlijk de eerste zee die zich uit de oceaan de Goddelijke Essentie heeft vertakt, en de eerste ochtend die aan de Horizon der Eenheid gloorde en de eerste zon die aan de immerbestaande Hemel rees, en het eerste vuur dat de aloude Lamp ontstak in de omhulsel van de enkeling: Hij die Ahmad genaamd was in het Koninkrijk der werelden, en Muhammad in de kring van hen die God nabij zijn en Mahmúd2 in het rijk der oprechten. ..."Met welke naam gij Hem ook noemt, Hij heeft voortreffelijke namen"3 in het hart van hen die Hem kennen. Een volle, duurzame en eeuwige vrede zij met de Zijnen en degene die Hem vergezellen!
Wij hebben ook geluisterd naar wat de nachtegaal van de wijsheid zong op de takken van de boom van uw ziel en we hebben gehoord naar wat de duif der zekerheid uitriep vanuit de takken van het prieel van uw hart. Het was mij alsof ik in waarheid de zuivere geuren van het gewaad uwer liefde inademde en u bij het lezen van uw brief werkelijk ontmoette. En omdat ik zag dat gij gewag maakte van uw sterven in God en uw leven in Hem en van uw liefde voor Gods geliefden en voor de Manifestaties van Zijn Namen en het Ochtendgloren van Zijn Eigenschappen - onthul ik u de heilige en luisterrijke tekenen uit de rangen van glorie opdat gij getrokken wordt in de hof van heiligheid en nabijheid en schoonheid en opgenomen in een plaats waar gij niets anders zult zien in de schepping dan het Aangezicht van uw Geliefde, de Vereerde en gij al het geschapene zult beschouwen als op de dag waarop van niemand sprake is.
Daarvan heeft de nachtegaal van de eenheid in de tuin van Ghawthíyyih4 gezongen. Hij zegt: "Er zal een schrift verschijnen op de tafel van uw hart, een schrift over het tedere mysterie van "Vrees God en Hij zal u onderrichten"5 - en de vogel van uw ziel zal zich de heilige immer bestaande plaatsen herinneren en op vleugels van vurig verlangen oprijzen naar de hemel van "bewandel de paden van uw Heer"6 en de vruchten vergaren der verbondenheid in de tuinen van "eet dan de vruchten van elke soort."7
Bij Mijn leven, o vriend, indien ge deze vruchten zoudt kunnen proeven uit de groene tuin van deze bloesems die in het land van de kennis van God groeien, bij de schittering van de lichten van de Essentie in de spiegels van namen en attributen - dan zou verlangen de teugels van geduld en terughoudendheid uit uw handen rukken en uw ziel doen schudden met bliksemende lichten, het zou u uit de aardse woonstede wegtrekken naar de oorspronkelijke hemelse woonplaats in het Middelpunt der Werkelijkheden en u opheffen tot een vlak waarin ge de lucht zoudt doorklieven zoals ge op aarde wandelt, en u door het water zoudt bewegen zoals ge het op het land doet. Derhalve moge het Mij en u en allen die naar de hemel van kennis opgaan en wier hart erdoor gelaafd wordt, verheugen, dat de wind der zekerheid over de tuin van zijn wezen is gewaaid vanuit het Scheba van de Albarmhartige.
Vrede zij met hem die het Rechte Pad volgt!En vervolgens: Er is gezegd dat de weg die de reiziger aflegt van de woonplaats van het stof tot de hemelse woonstede uit zeven stadia bestaat. Sommigen noemden deze de Zeven Valleien, anderen de Zeven Steden. En er is gezegd dat de reiziger de oceaan van nabijheid en vereniging nooit zal bereiken noch van de weergaloze wijn zal drinken tenzij hij afscheid neemt van zichzelve en deze stadia doorloopt. De eerste is
De Vallei van het ZoekenHet rijdier van deze vallei heet geduld; zonder geduld bereikt de reiziger op deze reis geen enkele plek en geen enkel doel. Hij moet ook nooit de moed verliezen; al probeert hij het honderdduizend jaar zonder erin te slagen de schoonheid van de Vriend te aanschouwen, hij mag niet weifelen. Zij die de Ka'bih8 trachten te bereiken "voor Ons", zullen zich verheugen: "In Onze wegen zullen Wij hen leiden".9 Terwille van het zoeken hebben zij de lendenen van dienstbaarheid krachtig omgord, elk ogenblik doen zij pogingen om van de vlakte der achteloosheid naar het rijk van het zoeken te reizen. Geen binding kan hen weerhouden, geen raad hen afschrikken.
Op deze dienaren rust de plicht hun hart dat de bron is van goddelijke schatten, te ontdoen van ieder merkteken en zich af te wenden van alle navolging, hetgeen betekent de weg die hun vaders en voorvaders gingen en de deur van vriendschap zowel als vijandschap jegens alle mensen op aarde te sluiten.
Op deze reis bereikt de zoekende een fase waarin hij al het geschapene op zoek naar de Vriend in verwarring ziet rondwaren. Hoevele Jacobs zal hij zien rondzwerven op zoek naar Jozef; hij zal menige vriend ontmoeten die de Geliefde achtervolgt, hij zal getuige zijn van een wereld vol minnaars die de Ene Begeerde zoeken. Elk ogenblik ontdekt hij iets belangrijks, elk uur wordt hij zich bewust van een mysterie, want hij heeft zijn hart onttrokken aan beide werelden en hij is uitgegaan naar de Ka'bih van de Geliefde. Bij elke schrede wordt hij met hulp van het Onzichtbare Rijk terzijde gestaan en de hartstocht van zijn zoeken groeit gestaag.
Men moet het zoeken meten met de maat van de Majnún der Liefde.10 Er wordt verteld dat Majnún eens bezig was het stof te ziften onder een vloed van tranen. Men vroeg hem: "Wat doet gij?" Hij zeide: "Ik zoek Laylí." De anderen riepen uit: "Gij arme! Laylí bestaat uit enkel geest en gij zoekt haar in het stof!" Hij antwoordde: "Ik zoek haar overal; wellicht zal ik haar eens vinden."
Zeker, hoewel de wijzen het schandelijk zullen vinden de Heer der Heren in het stof te zoeken, toch duidt dit op intense ijver. "Hij die wat dan ook met ijver zoekt, zal het vinden."11
De ware zoeker jaagt slechts het oogmerk van zijn speurtocht na en de minnaar heeft geen andere begeerte dan zich met zijn geliefde te verenigen. Ook zal de zoeker zijn doel niet bereiken tenzij hij alle andere dingen eraan opoffert. Dat wil zeggen: hij moet alles terzijde zetten wat hij tevoren gezien, gehoord en begrepen heeft opdat hij het rijk van de geest, hetgeen de Stad Gods is, moge binnengaan. Als wij Hem willen zoeken is hard werken van node; er is ijver van node als we de honing der vereniging met Hem willen smaken, en als wij van die kelk proeven zullen wij de wereld van ons werpen.
Op deze tocht vertoeft de reiziger in ieder land, hij woont in elke streek. In ieder gelaat zoekt hij de schoonheid van de Vriend; in ieder gebied kijkt hij uit naar de Geliefde. Hij schaart zich bij ieder gezelschap en zoekt gemeenzaamheid met elke ziel opdat hij misschien in een geest het geheim van de Vriend zal kunnen ontdekken of in een gelaat de schoonheid van de Beminde.
En indien hij, met Gods hulp, op zijn reis een spoor vindt van de spoorloze Vriend en dank zij de hemelse boodschapper de geur inademt van de lang verloren Josef12, dan schrijdt hij rechtstreeks binnen in
De Vallei der Liefdeen hij wordt opgelost in het vuur van de liefde. In deze stad schijnt in de hoge hemel der vervoering de wereldverlichtende zon van verlangen en laait het vuur van de liefde; en indien het vuur der liefde laait, verpulvert het de oogst van de rede tot as.
Nu is de reiziger zich niet meer bewust van zichzelf noch van wat dan ook buiten zichzelf. Hij wordt noch domheid noch kennis gewaar, noch twijfel of zekerheid; hij ziet geen onderscheid tussen de ochtend van leiding en de nacht van dwaling. Hij ontvlucht ongeloof en geloof en dodelijk gif is hem als een balsem. Daarom zegt 'Attár13:
Twijfel voor de ongetrouwe - geloof voor de gelovige;
Voor 'Attárs hart, een atoom van Uw pijn.Het rijdier van deze vallei heet pijn en indien geen pijn geleden wordt, eindigt deze tocht nooit. In deze fase heeft de minnaar geen andere gedachte dan de Beminde, hij zoekt geen andere toevlucht dan de Vriend. Elk ogenblik offert hij honderd levens op in het pad van de Geliefde, bij elke stap werpt hij duizend hoofden aan de voeten van de Beminde.
O Mijn Broeder! Voordat ge het Egypte der liefde betreedt, zult ge de Jozef van de Schoonheid van de Vriend nooit kunnen ontmoeten, en voordat ge als Jacob uw naar buiten ziende ogen opoffert, kunt ge de ogen van uw innerlijk bestaan niet openen, en voordat gij brandt met het vuur van de liefde, zult ge nimmer de Minnaar van Verlangen nabij komen.
Een minnaar vreest niets en hem kan geen kwaad overkomen: Gij ziet hem beven van koude in het vuur en opdrogen in de zee.
Een minnaar is hij die koude lijdt in 't helse vuur;
Een wetende is hij die droog blijft in de zee.14De liefde aanvaardt geen bestaan en verlangt geen leven: in de dood ziet zij het leven en in de schande zoekt zij glorie. Ten einde de waanzin der liefde te verdienen, moet de mens overvloeien van gezond verstand; om het verbond met de Vriend te verdienen moet hij vol zijn van de geest. Gezegend de hals die in Zijn strop gevangen is, gelukkig het hoofd dat in het stof valt op het pad van Zijn liefde. Daarom, o vriend, geef uzelve op, opdat ge de Weergaloze moogt vinden, keer u af van deze sterfelijke aarde opdat ge een tehuis moogt vinden in het nest van de hemel. Word als niets indien ge het vuur van het bestaan wilt ontsteken en het pad der liefde waardig wilt zijn.
Op een ziel die leeft, heeft de liefde geen vat,Liefde zet ieder ogenblik een wereld in vlammen en waar zij haar vaandel heft, wordt elk land verwoest. In het rijk der liefde kan het bestaan niet leven; in dit rijk kan wijsheid niet de scepter zwaaien. De zeedraak der liefde verslindt de meester der rede en vernietigt de heer van kennis. Hij drinkt de zeven zeeën leeg maar de dorst van zijn hart blijft ongelest, en hij zegt: "Is er nog meer?"16 Hij ontwijkt zichzelve en trekt zich van alles op aarde terug.
De liefde is een vreemdeling op aarde als in de hemel;
Twee en zeventig soorten waanzin wonen in haar.17De liefde houdt ontelbare slachtoffers in boeien gekluisterd, heeft ontelbare wijzen met haar pijl gewond. Wees u bewust dat al het rood in de wereld van haar gramschap komt en dat elk verbleekt gelaat door haar vergif veroorzaakt is. Zij geeft slechts het geneesmiddel van de dood en wandelt enkel in het dal der schaduwen; toch is haar gif zoeter dan honing op de lippen van de minnaar en in de ogen van hem die zoekt, is ondergang in de liefde schoner dan honderdduizend levens.
Daarom moeten de sluiers van het duivelse ego door het vuur der liefde verbrand worden opdat de geest gezuiverd en gereinigd de rang van de Heer der Werelden moge kennen.
Ontsteek het vuur der liefde en verbrand alle dingen,
Zet dan uw voet in het land der minnaars.18Dan, als de minnaar - bijgestaan door de Schepper - aan de klauwen van de adelaar der liefde is ontkomen, betreedt hij
De Vallei van de Kennisen komt hij uit de twijfel naar de zekerheid, van de duisternis der illusie tot het leidende licht van de vreze Gods. Zijn innerlijk oog gaat open en hij kan spreken tot zijn Geliefde; de poort der waarheid en vroomheid zal hij openen en de deuren der ijdele verbeelding sluiten.
In dit stadium is hij tevreden met wat God beveelt, hij ziet oorlog als vrede en vindt de geheimen van het eeuwige leven in de dood. Met zijn uiterlijk en zijn innerlijk oog is hij getuige van de mysteries der opstanding, in de rijken der schepping zowel als in de menselijke ziel, en met een zuiver hart begrijpt hij de goddelijke wijsheid in de eindeloze Manifestaties van God. Hij vindt een druppel in de oceaan, en in de druppel ontwaart hij de geheimen van de zee.
Splijt het hart van een atoom, zie:In deze vallei ziet de reiziger in de werken van de Waarachtige louter zuivere voorzienigheid en telkens weer zegt hij: "Gij kunt geen gebreken ontdekken in de schepping van de God van Mededogen. Kijk nog eens goed: ziet ge een enkele tekortkoming?"20 Hij ziet rechtvaardigheid in onrecht, en in rechtvaardigheid genade. Hij vindt menige wijsheid die schuilgaat in onwetendheid en in kennis ziet hij de manifestatie van ontelbare wijsheden. Hij breekt de kerker van lichaam en hartstochten en schaart zich bij de zielen in het rijk der onsterfelijkheid. Hij beklimt de trappen der innerlijke waarheid en spoedt zich naar de hemel van innerlijke betekenis. Hij vaart in de ark van "Wij zullen hun onze tekenen tonen in de landen en in zichzelve" en reist over de zee van "totdat het hun duidelijk wordt dat (dit Boek) de waarheid is."21 Indien hij onrecht ontmoet, zal hij geduldig zijn en indien hij gramschap ontmoet, zal hij liefde openbaren.
Er was eens een minnaar die jarenlang zuchtte onder de afwezigheid van zijn geliefde en wegkwijnde in het vuur van hun gescheiden zijn. Onder de druk van de liefde verliet het geduld zijn hart en zijn ziel werd zijn lichaam tot last. Zonder haar scheen het leven hem een bespotting en mettertijd kwijnde hij weg. Hoeveel dagen kon hij geen rust vinden door zijn verlangen naar haar; hoeveel nachten hield zijn pijn hem uit de slaap. Zijn lichaam was tot een zucht verteerd, de wond van zijn hart maakte hem tot een kreet van smart. Duizend levens zou hij gegeven hebben als hij één keer van de kelk van haar nabijheid had kunnen proeven, maar het baatte niet. De dokters konden hem niet genezen en zijn vrienden vermeden zijn gezelschap; zelfs geneeskundigen hebben geen medicijn voor hen die ziek van liefde zijn tenzij de gunst van de geliefde hen verlost.
Tenslotte groeide de vrucht der wanhoop aan de boom van zijn verlangen en het vuur van zijn hoop doofde tot as. Toen, op een avond, kon hij niet langer leven; hij verliet zijn huis en ging naar het marktplein. Plotseling liep een wachter hem achterna. Hij begon te rennen en de wacht volgde; andere wachters kwamen tezamen en versperden de levensmoede de weg. De ellendige schreide hete tranen, hij liep her en der en klaagde voor zich heen: "Deze wachter is zeker 'Izrá'íl, mijn engel des doods die mij op de hielen zit; of hij is een menselijke tiran die mij onheil wil aandoen." Zijn voeten droegen hem die bloedde van de pijl der liefde voort en zijn hart weeklaagde. Toen bereikte hij een tuinmuur; met onbeschrijfelijke moeite klom hij erover, want de muur was zeer hoog, en zonder aan zijn leven te denken wierp hij zich in de tuin.
En daar zag hij zijn geliefde met een lamp in haar hand, zoekend naar een ring zie zij had verloren. Toen de van zijn hart beroofde minnaar zijn hartveroverende geliefde ontwaarde, slaakte hij een zucht, hief zijn handen op in gebed, en riep uit: "O God! Schenk de wachter eer en rijkdom en een lang leven, want de wachter was Gabriël die mij, arme, geleidde of hij was Isrá'fil die mij ellendige het leven bracht!"
Zijn woorden waren inderdaad waar, want hij had zoveel gerechtigheid verborgen gevonden in de schijnbare tirannie van de wachter, en hij had gezien hoeveel genade achter de sluier schuil ging. Uit gramschap had de wachter hem, die in de woestijn der liefde dorstte, naar de zee van zijn beminde geleid en hij had de donkere nacht de gescheidenheid met het licht der hereniging doen stralen. Hij had een verwijderde naar de tuin der nabijheid gedreven en een lijdende ziel naar de heelmeester van het hart.
Als de minnaar een vooruitziende blik had gehad, dan zou hij de wachter al in het begin gezegend en voor hem gebeden hebben en hij zou die tirannie als gerechtigheid gezien hebben. Omdat echter het einde voor hem was versluierd, klaagde en kermde hij in het begin. Maar degenen die reizen in het tuinland van de kennis zien de vrede in de oorlog en vriendelijkheid in gramschap omdat zij in het begin het einde zien.
Van dien aard is de toestand der reizigers in deze vallei; degenen echter die verblijven in hogere Valleien zien begin en einde als één; zij zien zelfs begin noch einde en kennen noch "eerst" noch "laatst.22 Ja, de burgers van de onsterfelijke stad, zij die in het groene tuinland wonen, zien zelfs "eerst noch laatst" niet meer; zij vlieden alles wat eerst is en wenden zich af van alles wat laatst is. Want zij hebben de werelden van namen doorschreden, zij zijn met de snelheid van de bliksem naar gene zijde van de werelden van kenmerken gevlucht. Er is dan ook gezegd: "Volstrekte eenheid sluit alle kenmerken uit."23 Zij hebben hun tehuis gevonden in de schaduw van de Essentie.
En in verband hiermede heeft daarom Khájih 'Abdu'lláh24 - moge God, de Allerhoogste zijn geliefde ziel heiligen - een vernuftige opmerking gemaakt en welluidende woorden gesproken met betrekking tot de betekenis van "Leid Gij ons op het rechte pad"25, dat wil zeggen "Toon ons de rechte weg, oftewel vereer ons met de liefde van Uw Wezen, opdat we vrij worden van de aandacht voor onszelf en voor alles buiten U, opdat wij geheel de Uwe mogen worden, alleen U mogen kennen, alleen U zien en aan niets anders denken dan U".
Ja, dezulken stijgen zelfs boven dit stadium uit, weshalve er gezegd is:
De liefde is een sluier tussen de minnaar en de beminde;
Meer dan dit mag ik niet zeggen.26Op dit uur is de ochtend der kennis verrezen en zijn de lampen van reizen en trekken geblust.27
Door sluiers hiervan gescheidenIndien gij een mens van verbondenheid en gebed zijt, rijs dan op, op de vleugelen van de hulp der Heilige Zielen opdat gij de mysteries van de Vriend moogt aanschouwen en de lichten van de Beminde moogt benaderen. "Waarlijk, wij zijn uit God en tot Hem zullen wij wederkeren."29
Na het doorkruisen van de vallei van de Kennis, die het laatste gebied van begrenzing is, komt de reiziger in
De Vallei van de Eenheiden drinkt hij van de kelk van het Absolute en aanschouwt de Manifestaties van de Eenheid. In dit stadium doorbreekt hij de sluiers der verscheidenheid, ontvliedt hij de werelden des vlezes en stijgt hij op naar de hemel van éénzijn. Met Gods oor hoort hij, met Gods oog ziet hij de mysteries van de goddelijke schepping. Hij treedt binnen in het heiligdom van de Vriend en wordt de vertrouwde deelgenoot van het paviljoen van de Geliefde. Hij steekt de hand der waarheid uit de mouw van het Absolute; hij onthult de geheimen van de macht. Voor zichzelf zoekt hij noch naam, noch faam, noch rang maar hij vindt zijn eigen lof door God te loven. In zijn eigen naam ziet hij de naam van God; voor hem "komen alle liederen van de Koning"30, komt elke melodie van Hem. Hij zit op de troon van "zeg: alles is uit God"31 en rust uit op het tapijt van "Er is geen kracht of macht dan in God."32 Hij aanschouwt alles met de ogen van éénheid, hij ziet de schitterende stralen van de goddelijke zon die vanuit de dageraad der Essentie gelijkelijk over de gehele schepping schijnen en de lichten der enkelheid in al het geschapene weerkaatst.
Het is uwe eminentie duidelijk dat de verscheidenheid van dingen die de reiziger in de fasen van zijn tocht aanschouwt in het rijk van het bestaan, uit zijn eigen beschouwing voortkomen. Om daarvan een voorbeeld te geven zodat de betekenis volkomen helder wordt: Aanschouw de zichtbare zon; zij zendt haar stralen weliswaar over alle dingen uit en geeft volgens opdracht van de Koning der Manifestatie al het geschapene licht, maar toch is zij in elke plaats slechts zichtbaar en stort zij haar milddadigheid uit volgens de mogelijkheden van die bepaalde plaats. Zo weerkaatst bijvoorbeeld een spiegel de vorm en gedaante van de zon, hetgeen het gevolg is van de gevoeligheid van de spiegel. In een kristal brengt zij vuur voort en in andere dingen wordt slechts de uitwerking van haar stralen zichtbaar en niet de gehele schijf. En door de beschikking van de Schepping ontwikkelt zij toch door middel van die uitwerking elk ding volgens de eigenschappen van dat ding, zoals ge kunt waarnemen.
Op soortgelijke wijze worden in elk voorwerp volgens de natuur van dat voorwerp, kleuren zichtbaar. Zo schijnen de zonnestralen bijvoorbeeld geel in een gele bol; in een witte zijn zij wit, en in een rode zijn de rode stralen waarneembaar. Deze verscheidenheid komt voort uit het voorwerp zelf, niet uit het licht dat erop schijnt. Indien een plaats van licht afgesloten is, bijvoorbeeld door muren of een dak, zal die plek geheel verstoken zijn van de heerlijkheid van het licht en de zon zal er niet op schijnen.
Op deze wijze hebben zekere zwakke zielen de gebieden van de kennis met een muur van egoïsme en hartstocht afgesloten en ze versluierd met onwetendheid en blindheid; ze zijn door sluiers van het mystieke zonlicht gescheiden en van de mysteriën van de Eeuwig Beminde. Zij zijn ver afgedwaald van de met juwelen bezette wijsheid van het klare Geloof van de Heer der Boodschappers, uitgesloten buiten het heiligdom van de Alschone en verbannen uit de Ká'bih van pracht. Dit is de waarde van de mensen van dit tijdperk!
En indien een nachtegaal33 vanuit de klei van het zelf opstijgt en in het rozenprieel van het hart woont en in Arabische melodieën en zoete zangen in het Iraans de goddelijke mysteriën vertelt - waarvan één enkel woord de lichamen der gestorvenen tot jong, nieuw leven opwekt en de Heilige Geest uitstort over het vermolmde gebeente van dit bestaan - zult gij zien hoe wangunst met duizend klauwen en haat met ontelbare snavels Hem vervolgen en met al hun kracht Zijn dood beogen.
Zeker, een kever walgt van zoete geuren en voor een verkouden neus is een aangename geur als niets. Daarom is er gezegd om de onwetende te leiden:
Reinig uw hoofd van verkoudheidDe verschillen tussen diverse voorwerpen zijn door dit alles wel opgehelderd. Wanneer de reiziger dus slechts het oord van schijn aanschouwt, d.w.z. wanneer hij de verschillend gekleurde bollen ziet, neemt hij geel, rood en wit waar. Daardoor hebben conflicten vat gehad op de mensen en heeft een duister stof van bekrompen zielen de wereld omsluierd. Maar sommigen aanschouwen de schittering van het licht en sommigen hebben van de wijn der éénheid gedronken en dezen zien niets anders dan de zon zelve.
Zo gebeurt het dat reizigers die zich op deze drie verschillende vlakken bewegen, verschillend zijn in hun begrip en hun woorden, en als gevolg daarvan verschijnt telkens weer het conflict op aarde. Want er zijn er die op het vlak der éénheid wonen en over die wereld spreken, en anderen wonen in het rijk der beperkingen en weer anderen op de niveaus van het eigen ik, terwijl er zijn die geheel achter sluiers leven. Zo komt het dat de onwetenden van iedere tijd, zij die geen aandeel hebben in de uitstraling der Goddelijke Schoonheid, bepaalde eisen stellen en in elk tijdperk, in elke cyclus het volk van de oceaan der éénheid dingen aandoen die zij zelf verdienden. "Indien God de mensen voor hun euvele daden wilde straffen, zou er op aarde geen levend wezen overblijven! Neen, Hij schort de straf op tot een vastgestelde termijn..."35
O Mijn broeder! Een zuiver hart is als een spiegel; polijst het met liefde en verwijdering van alles buiten God opdat de ware zon erin moge schijnen en de eeuwige ochtend erin moge gloren. Dan zult ge duidelijk de betekenis zien van het "Mijn aarde noch Mijn hemel omvatten Mij, maar Ik woon in het hart van Mijn getrouwe dienaar."36 En gij zult uw leven in uw handen nemen en het met onbegrensd verlangen geven voor de nieuwe Geliefde.
Telkens als het licht der Manifestatie van de Koning der Eenheid zich nederzet op de troon van hart en ziel, wordt Zijn schittering in elk lichaamsdeel en alle ledematen zichtbaar. Op dat tijdstip gloeit het mysterie van de befaamde traditie uit het duister: "Een dienaar wordt in het gebed tot Mij getrokken tot Ik hem antwoord, en als Ik hem heb geantwoord word Ik het oor waarmee hij hoort..." Zo is dan de Heer des Huizes in Zijn huis verschenen en alle zuilen van de woning stralen van Zijn licht. En het werk en het resultaat van het licht komen van de Lichtgever weshalve alles door Zijn wil beweegt en ontstaat. Dit is de bron waarvan zij die Hem nabij zijn, drinken zoals er geschreven staat. "Een fontein waarvan zij die God nabij zijn, zullen drinken..."37
Laat echter niemand deze uitspraken als antropomorfismen uitleggen, of erin zien dat Gods werelden tot de niveaus van het menselijke bestaan zouden afdalen, en dat ook uwe eminentie zich hierdoor niet tot zulke veronderstellingen laat leiden. Immers God is in Zijn Wezen heilig boven alle op- en ondergang, boven in- en uitgang; in alle eeuwigheid is Hij vrij geweest van de eigenschappen der menselijke wezens en zo zal Hij altijd blijven. Nooit heeft enig mens Hem gekend, geen enkele ziel heeft ooit het pad dat naar Zijn Wezen leidt, gevonden. Alle mystici zijn diep verdwaald in de vallei van het kennen van Zijn Wezen; elke heilige raakte de weg kwijt op zoek naar het begrijpen van Zijn Essentie. Geheiligd is Hij boven het begrip van de wijzen, verheven is Hij boven de kennis van de wetenden! De weg is versperd en het is ongepast hem te zoeken; Zijn tekenen zijn Zijn bewijs; Zijn wezen is Zijn getuige.38
Daarom hebben zij die het gelaat van de Geliefde beminnen, gezegd: "O Gij, de Enige Wiens Wezen alleen de weg naar Zijn Wezen wijst, en Die geheiligd zijt boven elke gelijkenis met Zijn schepselen."39 Hoe kan het absolute niets zijn rijdier door de velden van het immer bestaan jagen, hoe kan een vliegende schaduw de eeuwige zon bereiken? De Vriend40 heeft gezegd: "Zonder U zouden wij U niet kennen" en de Beminde41 heeft gezegd: "noch hadden wij Uw tegenwoordigheid bereikt."
Ja, hetgeen gezegd is over de niveaus van het weten staat in verband met het weten van de Manifestaties van die Zon van Werkelijkheid, die Zijn licht op de Spiegels werpt. De pracht van dat licht is in de harten, en toch is het verborgen onder de sluiers der zinnen en de omstandigheden der aarde zoals een kaars in een ijzeren bol, want het licht van de kaars straalt pas uit als het omhulsel verwijderd wordt.
Evenzo zullen wanneer gij uw hart vrijmaakt van de omhulsels der illusie, de lichten der Eenheid openbaar worden.
Het is immers duidelijk dat er zelfs voor de uitstralingen ingang noch uitgang bestaat - hoeveel te minder dan voor die Essentie van het Zijn en dat innig verlangde Mysterie. O Mijn Broeder, reis als een zoekende ziel in deze streken, niet als een die blind navolgt. Een ware reiziger laat zich niet weerhouden door de knuppel van woorden of waarschuwende zinspelingen.
Hoe kan een gordijn de minnaar van de beminde scheiden?
Zelfs Alexanders muur kan nooit een obstakel zijn!42
Er zijn vele geheimen, maar ontelbare vreemdelingen. Er bestaan niet genoeg boeken om het mysterie van de Geliefde te bevatten, noch kan het in deze bladzijden behandeld worden, al gaat het maar om één woord, één teken. "Kennis is slechts één enkel punt, maar de onwetenden hebben het vermenigvuldigd."43
Overpeins op diezelfde basis de verschillen tussen de werelden. Hoewel de goddelijke werelden geen einde hebben, worden zij door sommigen als vier onderscheiden: de wereld van de tijd (zamán), die zowel begin als einde kent; de wereld der voortduring (dahr), die een begin heeft maar waarvan het einde niet bekend is; de wereld van voortdurendheid (sarmad), waarvan het begin niet zichtbaar is maar waarvan wij weten dat zij een einde heeft; de wereld der eeuwigheid (azal), die noch een waarneembaar begin, noch een waarneembaar einde heeft. Er bestaan op dit punt vele uiteenlopende uitspraken, maar het zou te vermoeiend zijn ze in bijzonderheden te vermelden. Sommigen hebben gezegd dat de wereld van voortdurendheid begin noch einde heeft en zij beschouwen de wereld der eeuwigheid als het onzichtbare, ondoordringbare Firmament. Anderen hebben de uitdrukking Hemels Hof (Láhút) gebruikt; zij spreken van het Hemels Firmament (Jabarút), van het Koninkrijk der Engelen (Malakút), en van de sterfelijke wereld (Násút).
Men veronderstelt dat er vier tochten op het pad der liefde zijn: de reis der schepselen naar de Waarachtige, die van de Waarachtige naar de schepselen, van de schepselen tot de schepselen, en de tocht van de Waarachtige tot de Waarachtige.
Talrijk zijn de uitspraken van mystici en geleerden uit vroeger tijden, die ik niet heb aangehaald omdat ik er niet van houd de uitspraken van weleer te uitvoerig te citeren; immers, het aanhalen van de woorden van anderen is het bewijs van iets dat is aangeleerd, niet van goddelijke ingeving. Desondanks hebben Wij de woorden van anderen aangehaald uit achting voor de gewoonte der mensen en omdat het onder vrienden gebruikelijk is. Overigens vallen deze zaken buiten het kader van dit epistel. Onze afwijzende houding tegenover het aanhalen van wat zij gezegd hebben, is niet uit trots, het is veeleer een openbaring van wijsheid en een bewijs van genade.
Als Khidr al het schip op zee deed vergaan,Overigens beschouwt deze Dienaar Zichzelf als niet meer dan een totaal verlorene, een niets naast één van Gods beminden, en hoeveel minder nog in de tegenwoordigheid van Zijn heiligen. Verheven zij Mijn Heer, de Allerhoogste! Bovendien is het ons doel over de fasen van de tocht der reiziger te verhalen, niet de tegenstrijdige uitspraken der mystici uiteen te zetten.
Hoewel er al een beknopt voorbeeld gegeven is over het begin en het einde van de wereld der betrekkelijkheden, de wereld der eigenschappen, wordt hieraan nu een tweede illustratie toegevoegd opdat de gehele betekenis duidelijk wordt. Laat bijvoorbeeld uwe eminentie zichzelf beschouwen: met betrekking tot uw zoon zijt gij de eerste, met betrekking tot uw vader, de laatste. In uw uiterlijke gedaante vertelt gij van het verschijnsel der macht in de rijken der goddelijke schepping; in uw innerlijk wezen onthult gij de verborgen mysteriën, het goddelijk pand dat bij u berust. Zo doende zijn de eerstheid, de laatstheid, de innerlijkheid en de uiterlijkheid, in de zin die zojuist daaraan gehecht werd, uw ware zelf, opdat gij in deze vier gebieden die u geschonken zijn, de vier goddelijke gebieden zult herkennen, zodat de nachtegaal van uw hart op alle takken van de rozeboom van het bestaan zal uitroepen: "Hij is de eerste en de laatste, het Zichtbare en het Verborgene..."45
Deze uiteenzettingen worden in de sfeer van het betrekkelijke gegeven vanwege de beperkingen van het mensdom. Degenen echter, die met één enkele stap de wereld van het betrekkelijke en beperkte hebben overschreden en op de verrukkelijke vlakte van het Absolute wonend, hun tenten konden opslaan in de werelden van gezag en bevel, zij hebben met één enkele vonk deze betrekkelijkheden weggebrand, en deze woorden met één dauwdrop uitgewist. Zij zwemmen in de zee van de geest en vliegen hoog in de heilige lucht van het licht. Welke betekenis hebben in zulk een gebied woorden als 'eerst' en 'laatst' dan nog, of welke andere zouden daar gezien of genoemd worden! In dit rijk is het eerste het laatste zelve, en het laatste is het eerste.
Ontsteek door een vuur van liefde uw zielO mijn vriend, kijk naar uzelve: Indien gij geen vader geworden waart of een zoon verwekt had, zoudt ge deze uitspraken ook niet gehoord hebben. Vergeet ze nu alle opdat gij in de school der eenheid moogt leren van de Meester der Liefde, tot God moogt keren en het innerlijk gebied der onwerkelijkheid47 verzaken voor uw werkelijke rang en om te wonen onder de schaduw van de boom der kennis.
O dierbare! Maak uzelf arm, opdat gij het verheven hof der rijkdom moogt binnentreden; verneder uw lichaam, opdat gij van de rivier van eer moogt drinken en de volle betekenis van de gedichten waarnaar gij hebt gevraagd, moogt verstaan.
Hiermee is verklaard dat deze fasen afhankelijk zijn van de visie van de reiziger. In elke stad zal hij een wereld aanschouwen, in iedere vallei een bron bereiken, in elke weide een lied horen. De valk van de mystieke hemel bergt echter menige wonderbaarlijke melodie van de geest in zijn borst en de Perzische Vogel heeft vele zoete Arabische zangen in Zijn ziel, maar zij zijn verborgen en zullen verborgen blijven.
Wanneer ik spreek, zal menige geest verbrijzelen,Vrede zij met hem die deze verheven tocht volbrengt en de Enig Ware in het licht van Zijn leiding volgt.
En nadat de reiziger de hoogvlakten van deze bovennatuurlijke tocht heeft doorschreden, treedt hij binnen in
De Vallei der TevredenheidIn deze vallei voelt hij hoe de wind der goddelijke tevredenheid vanuit de vlakte van de geest waait. Hij doorbrandt de sluiers van het wensen en ontwaart met innerlijk en uiterlijk oog binnen en buiten alle dingen de dag van: "God zal elkeen uit Zijn overvloed schadeloosstellen."49 Zijn verdriet verandert in gelukzaligheid, zijn kommer in blijdschap. Zijn benauwing en zijn rouw verkeren in verrukking en vervoering.
Hoewel de reizigers door deze vallei naar uiterlijk aanzien in het stof wonen, tronen zij innerlijk op de hoogten van mystieke begrippen; zij eten van de eindeloze genade der innerlijke betekenis en drinken de delicate wijnen van de geest.
De tong faalt in de beschrijving van deze drie valleien en de taal schiet tekort. De pen kan het gebied niet binnentreden, de inkt maakt niet meer dan een vlek. Op deze vlakten heeft de nachtegaal des harten andere liederen en geheimen, die het hart in beroering brengen en de ziel doen schreeuwen, maar dit mysterie der innerlijke betekenis mag slechts van hart tot hart gefluisterd worden, van ziel tot ziel in vertrouwen medegedeeld.
De zaligheid van mystieke wetenden kan slechts spreken van hart tot hart;
Geen boodschapper kan het overbrengen, geen brief het mededelen.50
Uit zwakte zwijg ik over vele onderwerpen,O vriend, totdat gij de tuin van zulke mysteriën binnengaat, zullen uw lippen de onsterfelijke wijn van deze vallei niet proeven. En indien gij hem zoudt proeven, zult gij uw ogen voor alle andere dingen sluiten en de wijn der tevredenheid drinken en uzelve van alle andere dingen losmaken om u aan Hem te binden, uw leven op Zijn pad neer te werpen en uw ziel van u te wijzen. Een ander echter is er niet in dit gebied die gij zoudt moeten vergeten: "Er was God en er was niets anders naast Hem."52 Immers op dit vlak ziet de reiziger in alles de schoonheid van de Vriend. Zelfs in het vuur ziet hij het aangezicht van de Beminde. In de illusie aanschouwt hij het geheim der werkelijkheid, in de eigenschappen leest hij het raadsel der Essentie. Immers, met zijn zuchten heeft hij de voorhangsels weggebrand en met één enkele blik heeft hij de sluiers verwijderd. Met doordringende blik aanschouwt hij de nieuwe schepping, met een stralend hart begrijpt hij de subtiele waarheden. Dit wordt voldoende bewezen met: "En deze dag hebben wij uw blik gescherpt."53
Nadat hij de vlakten van zuivere tevredenheid heeft doorgereisd, komt de reiziger in
De Vallei der Verwonderingen wordt hij in oceanen van grootsheid geworpen en elk ogenblik groeit zijn verbazing. Hij ziet de gestalte der rijkdom nu als de armoede zelve en het wezen van de vrijheid als pure onmacht Nu wordt hij uitgewist door de schoonheid van de Alglorierijke; en weer heeft hij genoeg van zijn eigen leven. Hoeveel mystieke bomen heeft deze wervelwind van verwondering bij de wortels gegrepen, hoevele zielen uitgeput. Want in deze Vallei wordt de reiziger in verwarring geworpen, al zijn in de ogen van hem die het doel bereikt heeft zulke wonderen geprezen en geliefd. Ieder ogenblik aanschouwt hij een wonderbaarlijke wereld, een nieuwe schepping, en hij gaat van verbazing naar verbazing, en is in ontzag verzonken voor de werken van de Heer van Eenzijn.
O Broeder, als we ieder geschapen ding overpeinzen, zullen wij waarlijk getuige zijn van ontelbare volmaakte wijsheden en ontelbare nieuwe en wonderbaarlijke waarheden leren. Eén van de geschapen verschijnselen is de droom. Aanschouw hoeveel geheimen daarin zijn neergelegd, hoevele wijsheden daarin bewaard worden, hoevele werelden daarin verborgen liggen. Neem waar hoe gij in slaap zijt in een gebouw waarvan de deuren gegrendeld zijn; plotseling bevindt gij u in een verafgelegen stad, waarin gij binnengaat, zonder uw voeten te bewegen of uw lichaam te vermoeien; zonder uw ogen te gebruiken, ziet gij; zonder uw oren te belasten, hoort gij; zonder een tong spreekt gij. En wellicht zult gij na verloop van tien jaren in de buitenwereld die zelfde dingen zien, waarvan gij vannacht gedroomd hebt.
Nu zijn er vele wijsheden in de droom te overpeinzen, waarvan slechts de mensen van deze Vallei de beginselen naar waarheid kunnen begrijpen. In de eerste plaats - wat is deze wereld, waarin zonder oog, oor hand en tong een mens deze tocht gebruikt? Ten tweede, hoe komt het dat gij vandaag in de uiterlijke wereld het effect van een droom ziet, terwijl gij het visioen ervan een tien jaar geleden in de wereld van de droom had? Overweeg het verschil tussen deze twee werelden en de geheimen die zij verbergen, opdat gij mag komen tot goddelijke bevestigingen en hemelse ontdekkingen en de gebieden van heiligheid moogt binnengaan.
God, de Verhevene, heeft deze tekens in de mens gelegd, met het doel dat filosofen de geheimen van het leven niet zullen ontkennen, noch datgene wat hun beloofd is, kleineren. Want sommigen houden vast aan de rede en ontkennen al wat de rede niet begrijpt - nochtans kunnen zwakke geesten nooit de zaken die wij genoemd hebben, bevatten, maar slechts de Hoogste, Goddelijke Intelligentie kan ze begrijpen:
Hoe kan de zwakke rede de Koran omvatten,Al deze toestanden kunnen in de Vallei der Verwondering waargenomen worden, en de reiziger zoekt ieder ogenblik naar meer, zonder vermoeid te raken. Zo heeft de Heer van het Eerste en het Laatste55 in een uiteenzetting over de gradaties van contemplatie ter uitdrukking van zijn Verwondering gezegd: "O Heer, vermeerder mijn verbazing in U!"
Overdenk evenzo de volmaaktheid van de schepping van de mens - en dat al deze werelden en rangen in hem opgesloten en verborgen liggen.
Beschouwt gij uzelf slechts als nietige gedaanteDan moeten wij ons inspannen de dierlijke toestand te vernietigen, tot de betekenis van de mensheid aan het licht zal treden.
Zo bracht ook Luqmán, die gedronken had van de bron van wijsheid en die de wateren van genade geproefd had, de droom naar voren als een bewijs en voorbeeld om zijn zoon Nathan de fasen van opstanding en dood te bewijzen. Wij vermelden dit hier, opdat door deze voorbijgaande Dienaar een herinnering mag blijven aan die jongeman uit de school van Goddelijke Eenheid, die grijsaard van de kunst van het onderricht en het Absolute. Hij zei: "O Zoon, als gij in staat zijt niet te slapen, dan zijn gij in staat niet te sterven. En als gij in staat zijt niet te ontwaken na de slaap, dan zult gij in staat zijn niet op te staan na de dood."
O vriend, het hart is de verblijfplaats van eeuwige mysteriën, maak het niet tot het huis van vluchtige verbeeldingen; verspil niet de schat van uw kostbare leven in dienstbaarheid aan deze snelvoorbijgaande wereld. Gij komt uit de wereld van heiligheid - hecht niet uw hart aan de aarde; gij zijt een bewoner van het hof van nabijzijn - verkies niet het vaderland van het stof.
Om kort te gaan, de beschrijving van deze fasen is zonder eind, maar vanwege het onrecht, begaan door de volkeren der aarde, heeft deze Dienaar geen lust verder te gaan:
Het verhaal is nog zonder slotDe Pen steunt en de inkt vergiet tranen, en de rivier58 van het hart stroomt met golven van bloed. "Niets anders kan ons treffen dan wat God voor ons beschreven heeft."59 Vrede zij met hem die het Rechte Pad volgt!
Na het beklimmen van de hoge toppen van verwondering komt de reiziger in
De Vallei van Ware Armoede enDeze fase is het sterven van het ik en het leven in God, van het armzijn in zichzelf en rijk in de Verlangde. Armoede, zoals hier aangegeven, betekent arm zijn in de dingen van de geschapen wereld, rijk in de dingen van Gods wereld. Want als het ware minnaar en toegewijde vriend de aanwezigheid van de Beminde bereikt, dan zullen de sprankelende schoonheid van de Geliefde en het vuur in het hart van de minnaar de vlammen doen oplaaien en alle sluiers en omhulsels wegbranden. Ja, alles wat hij heeft, van hart tot huid, zal in vlammen opgaan, zodat niets blijft behalve de Vriend.
Toen de eigenschappen van de Aloude der TijdenHij die dit stadium bereikt heeft, is geheiligd van alles wat met de wereld te maken heeft. Daarom geeft het niet of zij die gekomen zijn bij de zee van Zijn aanwezigheid bevonden worden niets te bezitten van de beperkte dingen van deze vergankelijke wereld, hetzij uiterlijke rijkdom of persoonlijke denkbeelden. Want al wat de schepselen hebben wordt beperkt door hun eigen beperkingen, en al wat de Ene Ware heeft is daarvan geheiligd; deze uitspraak moet diepgaand overdacht worden opdat de betekenis duidelijk wordt. "Waarlijk, de rechtvaardigen zullen drinken uit een beker wijn die met kamfer is aangelengd."61 Als de uitleg van "kamfer" bekend wordt, zal de ware betekenis duidelijk zijn. Deze toestand is die armoede waarvan gezegd is: "Armoede is Mijn glorie."62 En vele zijn de fasen van innerlijke en uiterlijke armoede, en vele de betekenissen daarvan, maar omdat het mij niet toepasselijk leek ze hier te noemen, heb ik deze dingen voor een andere keer bewaard, afhankelijk van wat God verlangt en het lot bezegelt.
Het niveau waarop in de reiziger de sporen van alle dingen (Kullu Shay') vernietigd worden en waarop aan de horizont van eeuwigheid het Goddelijk Aangezicht uit de duister oprijst, en de betekenis van "Alle dingen zijn vergankelijk, behalve Zijn aangezicht...."63 geopenbaard wordt.
O Mijn vriend, luister met hart en ziel naar de gezangen van de geest, en bescherm hen als uw eigen ogen. Want de hemelse wijsheden zullen gelijk de wolken in de lente, niet voor altijd neerregenen op de aarde der mensenharten; en al is de genade van de Almilddadige onstelpbaar en nimmer-eindigend, toch is voor iedere periode en tijdperk een deel toegewezen en een speciale milddadigheid bewezen, en wel met een gegeven maat. "En geen ding is er of bij Ons zijn de schatkamers daarvan, en Wij zenden het niet neer dan naar een bepaalde maat."64 De wolk van de genade van de Geliefde laat slechts regen vallen op de tuin van de geest, en verleent deze milddadigheid slechts in het seizoen van de lente. De andere seizoenen worden niet bedeeld met deze grootste genade, en dorre gronden hebben geen deel aan deze gunst.
O Broeder! Niet iedere zee heeft parels; niet iedere tak geeft bloesems, en niet overal zingt de nachtegaal. Span u daarom in - voordat de Nachtegaal van het mystieke paradijs naar de tuin van God terugkeert, en de Stralen van de hemelse ochtend naar de Zon der waarheid teruggaan - opdat gij wellicht in deze stofhoop van de sterfelijke wereld de geur moogt opvangen van de eeuwigdurende tuin, en voor altijd moogt leven in de schaduw van het volk van deze stad. En wanneer gij dit hoogste stadium bereikt hebt en op dit machtigste vlak gekomen zijt, dan zult gij de Geliefde aanschouwen en al het andere vergeten.
De Geliefde straalt op poort en muurzonder een sluier, O mensen met gezicht begiftigd.65
Nu hebt gij de druppel van het leven verlaten en zijt gekomen aan de zee van de Levengevende. Dit is het doel waarom gij vroeg; als het Gods wil is, zult gij het bereiken.
In deze stad worden zelfs de sluiers van licht uiteengerukt en verdwijnen zij. "Zijn schoonheid heeft geen sluier behalve licht, Zijn aangezicht geen omhulsel behalve openbaring."66 Hoe vreemd dat, terwijl de Geliefde zichtbaar is als de zon, de achtelozen toch jagen naar klatergoud en minderwaardig metaal. Ja, de intensiteit van Zijn openbaring heeft Hem bedekt, en de volheid van Zijn uitstraling heeft Hem verborgen.
Zoals de zon, zo helder straalde Hij,Maar helaas, het was de stad der blinden waar Hij kwam!67
In deze vallei laat de reiziger de fasen achter zich van "eenheid van Zijn en Openbaring"68 en bereikt hij een eenheid die geheiligd is boven deze twee stadia. Slechts geestelijk inzicht kan dit thema omvatten, en niet woord of argument; en al wie in deze fase van de reis heeft verkeerd, of een ademtocht van dit tuinland heeft opgevangen, weet waarvan Wij spreken.
Op al deze reizen moet de reiziger geen haarbreed afwijken van de "Wet", want dit is inderdaad het geheim van het "Pad" en de vrucht van de Boom van "Waarheid"; en in al deze fasen moet hij zich vastklemmen aan het kleed van gehoorzaamheid aan de geboden, en vasthouden aan het koord van het vermijden van alle verboden dingen, opdat hij gevoed mag worden uit de beker van de Wet en onderricht in de mysteriën van de Waarheid.69
Als één van de uitspraken van deze Dienaar niet begrepen zou worden, of tot verwarring zou leiden, dan moet die uitspraak opnieuw onderzocht worden, opdat er geen twijfel blijft en de betekenis helder wordt als het Aangezicht van de Geliefde, lichtend vanuit de "Lofwaardige Rang".70
Deze reizen hebben geen zichtbaar eindpunt in de wereld van de tijd, maar de onthechte reiziger kan - als onzichtbare bevestiging op hem neerdaalt en de Behoeder van de Zaak hem bijstaat - deze zeven fasen in zeven stappen doorlopen, neen, eerder in zeven ademtochten, ja, zelfs in een enkele ademtocht, als dat Gods wil en verlangen is. En dit behoort tot: "Zijn genade ... op wie Hij wil van zijn dienaren."71
Zij die zich verheffen in de hemel van enkelvoudigheid en de zee van het Absolute bereiken, beschouwen deze stad - die het stadium van het leven in God is - als de uiterste rang voor kenners van het mystieke, en als het verste vaderland voor minnaars. Maar voor deze Voorbijgaande van de mystieke oceaan is dit stadium de eerste poort van de citadel van het hart, dat wil zeggen, de eerste ingang voor de mens tot de stad van het hart; en het hart is begiftigd met vier treden - waarover gesproken zou kunnen worden als een verwante ziel te vinden was.
Toen de pen zich zette tot afbeelding dezer fase,O Mijn vriend! Menige hond achtervolgt deze Gazelle van de Woestijn der eenheid; menige valk grijpt naar deze Nachtegaal van de eeuwige tuin. Genadeloze raven liggen op de loer voor deze vogel van Gods hemelen, en de jager van jaloezie besluipt dit Hert van liefdes weidegrond.
O Shaykh! Maak uw inspanning tot een glas - wellicht kan het deze vlam beschutten tegen de ongunstige winden; alhoewel dit licht verlangt ontstoken te worden in de lamp van de Heer, en te schijnen in de goddelijke lantaarn. Want het hoofd dat opgeheven wordt in de liefde voor God zal zekerlijk vallen door het zwaard, en het leven aangestoken door verlangen zal voorzeker worden geofferd, en het hart dat zich de Geliefde herinnert zal voorzeker overvloeien van bloed. Hoe juist is er gezegd:
Leef vrij van liefde, want haar vrede is angst;De gedachten die gij hebt geuit aangaande de uitleg van de gewone vogelsoort die in het Perzisch Gunjishk (mus) heet, zijn in overweging genomen.75 Gij schijnt wel onderlegd in de mystieke waarheid. Op ieder niveau echter wordt aan iedere letter een betekenis toegekend, die op dat niveau betrekking heeft. Waarlijk, de reiziger vindt een geheim in iedere naam, een mysterie in iedere letter. In een bepaalde betekenis hebben deze letters betrekking op heiligheid.
Káf of Gáf (K of G) heeft betrekking op Kaffi ("vrij"), wat betekent, "Bevrijdt uzelf van dat wat uw begeerte verlangt; ga dan verder naar Uw Heer."
Nún heeft betrekking op Nazzih ("reinigen"), wat betekent "Reinig uzelf van alles behalve Hem, opdat gij uw leven in Zijn liefde moogt overleveren."
Jím is Jánib ("terugtrekken"), wat betekent "Trek u van de drempel van de Ene Ware indien gij nog aardse eigenschappen bezit."
Shín is Ushkur ("danken") - "Dank uw Heer op Zijn aarde opdat Hij u moge zegenen in Zijn hemel; alhoewel in de wereld van eenheid deze hemel dezelfde is als Zijn aarde."
Káf heeft betrekking op Kaffar, wat betekent "Ontdoe uzelf van de omhulsels van beperking, opdat gij te weten moogt komen wat gij niet wist van de staten van Heiligheid."76
Zo gij zoudt luisteren naar de melodieën van deze sterfelijke Vogel77, dan zoudt gij de onsterfelijke kelk trachten te vinden en iedere vergankelijke beker voorbijgaan.
Vrede zij met hen die het Rechte Pad bewandelen!2 Muhammad, Ahmad en Mahmúd zijn namen en titels van de Profeet; ze zijn afgeleid van het werkwoord "prijzen" of "verheerlijken".
3 Koran 17:110.8 Het Heiligdom van Mecca, hier gebruikt in de betekenis van "het doel".
9 Koran 29:69.10 Letterlijk betekent Majnún "krankzinnig". Dit is de titel van de befaamde minnaar uit oude Perzische en Arabische overleveringen; zijn geliefde was Laylí, de dochter van een Arabische vorst. Dit verhaal, dat de zuivere menselijke liefde symboliseert die aan de goddelijke liefde grenst, werd het onderwerp van vele romantische Perzische gedichten, met name van een werk van de dichter Nizámí, geschreven in de jaren 1188-1189 A.D.
11 Arabisch spreekwoord.12 Josef uit het verhaal in de Koran en in het Oude Testament.
13 Faridu'd-Dín 'Attár (ca. 1150-1230 A.D.), de grote Perzische Súfí dichter.
14 Een Perzische mystiek gedicht.17 Uit de Mathnaví van Jalálu'd-Dín Rúmí (1207-1273 A.D.), ook wel Mawláná genaamd ("onze meester"), de grootste van alle Perzische Súfí dichters en de stichter van de Mawlaví orde der "dansende" derwisjen.
18 Uit een lofzang van Bahá'u'lláh.24 Shaykh Abú Ismá'íl 'Abdu'lláh Ansárí van Hirát (1006-1088 A.D.), Súfí leider en afstammeling van Abú Ayyúb, metgezel van de Profeet. Hij is vooral bekend door zijn Smeekbeden, de Munáját, en zijn Kwatrijnen, de Rubá-'iyyát. "Ansár" betekent de "Helpers" ofwel de metgezellen van Muhammad in Medina.
25 Koran 1:6.27 Dit heeft betrekking op de mystieke tochten en het zoeken naar de waarheid onder leiding van "Lichten" of Súfí leiders. Bahá'u'lláh waarschuwt hier de mystici dat de komst van de Goddelijke Manifestatie in Zijn Dag al het verdere zoeken onnodig maakt, zoals door 'Alí was gezegd: "Doof de lamp als de zon gerezen is" - de zon betekent dan de Manifestatie van God in de Nieuwe Dag.
28 Uit de Mathnaví , zie voetnoot 17.33 Dit heeft betrekking op Bahá'u'lláhs eigen Manifestatie.
34 Uit de Mathnaví , zie voetnoot 17.36 Hadíth, dat wil zeggen een handeling of uitspraak, die volgens de traditie aan de Profeet Muhammad of aan een van de heilige Imáms wordt toegeschreven.
37 Koran 83:28.42 Háfiz: Shamsu'd-Dín Muhammad uit Shíráz, gestorven ca. 1389 A.D. Een van de grootste Perzische dichters.
43 Hadíth, zie voetnoot 36.44 Uit de Mathnaví , zie voetnoot 17. Dit vers heeft betrekking op Khidr, metgezel van Mozes, naar de gelijkenis in Koran 18:65-82.
45 Koran 57:3.47 Dit heeft betrekking op het Súfí begrip van het innerlijk gebied, dat in vergelijking met de geopenbaarde Waarheid slechts onwerkelijk is.
48 Uit de Mathnaví , zie voetnoot 17. Dit slaat op Bahá'u'lláh Zelf, Die Zijn zending nog niet geopenbaard had.
49 Koran 4:130.55 Een titel ter aanduiding van 'Alí, de Opvolger van Muhammad.
56 'Alí.65 Faridu'd-Dín 'Attár (ca. 1150-1230 A.D.), de grote Perzische Súfí dichter.
66 Hadíth, zie voetnoot 36.68 Pantheïsme, een Súfi lering afgeleid uit de stelling: "Alleen God bestaat; Hij is in alles en alles is in Hem."
69 Dit slaat op de drie stadia van het Súfi leven: 1. Sharí'at of Religieuze Wetten. 2. Taríqat, of het Pad waarop de mystieke reiziger zich begeeft op zoek naar de Ene Ware; dit stadium omvat ook kluizenaarschap. 3. Haqíqat, of de Waarheid, die voor de Súfi het doel van de reis vormt door alle drie stadia heen. Hier leert Bahá'u'lláh - in tegenstelling tot het geloof van sommige Súfís, die zichzelf in hun speurtocht naar de Waarheid als boven alle wetten beschouwen dat gehoorzaamheid aan de Wetten van de Godsdienst essentieel is.
70 "Maqám-i-Mahmúd": Koran 17:79.73 "Met vrede". Dit wordt gebruikt tot besluit van een betoog.
74 Arabisch gedicht.75 De vijf letters die dit woord in het Perzisch vormen zijn: G, N, J, SH, K, of wel Gáf, Nún, Jím, Shín, Káf.
76 Dit en voorafgaande citaten zijn uit de leringen van de Islám.
77 Dit is een verwijzing naar Bahá'u'lláh Zelf in de traditionele Perzische stijl.
1